Uitspraak
wonende te [woonplaats],
gevestigd te Amsterdam,
1.Het geding in feitelijke instanties
2.Het geding in cassatie
3.Beoordeling van het middel
- de mededeling van de werkgever op 16 maart 2016 dat hij besloten had tot op-non-actiefstelling van de werknemer en tot beëindiging van de arbeidsovereenkomst vanwege ontevredenheid over het functioneren van de werknemer, zonder dat de werkgever de werknemer tevoren van deze kritiek op de hoogte heeft gesteld en zonder hem tevoren de gelegenheid te hebben gegeven zijn functioneren te verbeteren;
- de wijze waarop de werkgever uitvoering gegeven heeft aan het door hem eenzijdig opgestelde verbeterplan, waarbij het vooral ontbroken heeft aan het geven aan de werknemer van feedback over zijn functioneren terwijl dat, gelet op de korte termijn die voor verbetering werd gegund en het feit dat de werknemer niet eerder over de bij de werkgever levende kritiek was geïnformeerd, redelijkerwijs van de werkgever gevergd kon worden;
- het feit dat de werknemer in een problematische setting geacht werd een spilfunctie te vervullen waarvan zijn leidinggevende en collega’s kennelijk specifieke verwachtingen hadden die maakten dat zij te kennen hebben gegeven niet meer met de werknemer te willen samenwerken terwijl hij voor het slagen van een belangrijk deel van zijn taak (de verbetering van de samenwerking tussen de afdelingen Sales en Professional Services) juist van hun vertrouwen afhankelijk was. (rov. 3.7.2)
4.Beslissing
30 november 2018.