ECLI:NL:GHARL:2022:8616

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
10 oktober 2022
Publicatiedatum
10 oktober 2022
Zaaknummer
21-002138-21
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewezenverklaring en strafoplegging na vecht- en steekpartij in Enschede

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 10 oktober 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Overijssel. De zaak betreft een vecht- en steekpartij die plaatsvond op 10 augustus 2020 in Enschede. De verdachte, samen met medeverdachten, heeft zich schuldig gemaakt aan openlijk geweld en een poging tot doodslag. Het hof heeft de feiten als volgt vastgesteld: tijdens de confrontatie, die door videobeelden is vastgelegd, heeft de verdachte met een mes meerdere keren in de richting van het slachtoffer gestoken, wat leidde tot ernstig lichamelijk letsel, waaronder een klaplong. Het hof heeft de eerdere verweren van de verdachte, waaronder noodweer en putatief noodweer, verworpen. De rechtbank had de verdachte eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van 42 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk. Het hof heeft deze straf bevestigd, maar met een proeftijd van drie jaren. Daarnaast is er een vordering van de benadeelde partij toegewezen tot een bedrag van € 4.238,50, bestaande uit materiële en immateriële schade. Het hof heeft de verdachte en zijn medeverdachten hoofdelijk aansprakelijk gesteld voor deze schade.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-002138-21
Uitspraak d.d.: 10 oktober 2022
TEGENSPRAAK
Arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, van 26 april 2021 met parketnummer 08-206012-20 in de strafzaak tegen

[voor- en achternamen verdachte] ,

geboren op [geboortedatum verdachte] 1973 in [geboorteplaats en -land verdachte] ,
zonder bekende woon- of verblijfplaats in Nederland,
wonende aan de [woonadres verdachte in het buitenland] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 26 september 2022 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman, mr. V.P.J. Tuma, en van hetgeen door mevrouw mr. E.M. Keulen namens de benadeelde partij [naam aangever / benadeelde partij] naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De rechtbank heeft verdachte voor – kort gezegd – het deelnemen aan een vecht- en steekpartij veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van tweeënveertig maanden, waarvan twaalf maanden voorwaardelijk en een proeftijd van twee jaren. De rechtbank heeft dit – zakelijk weergegeven – gekwalificeerd als een eendaadse samenloop van het medeplegen van een poging tot doodslag en openlijke geweldpleging.
Het hof zal het vonnis vernietigen omdat het tot een iets andere bewezenverklaring en kwalificatie komt, alsmede tot een andere beslissing ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij. Het hof zal daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
Primair
hij op of omstreeks 10 augustus 2020 te Enschede tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn meedader(s)voorgenomen misdrijf om [naam aangever / benadeelde partij] opzettelijk van het leven te beroven, immers heeft/hebben hij verdachte en/of zijn mededader(s)
  • met een of meer mes(sen), althans (een) daarop gelijkende scherpe en/of puntige en/of snijdende voorwerp(en)
  • meerdere malen, althans eenmaal, met een of meer mes(sen), althans (een) daarop gelijkende scherpe en/of puntige en/of snijdende voorwerp(en) zwaaiende en/of snijndende den/of stekende bewegingen gemaakt in de richting van die [naam aangever / benadeelde partij] en/of
  • die [naam aangever / benadeelde partij] naar de grond gewerkt en/of (vervolgens) meerdere malen, althans eenmaal, met een of meer mes(sen), althans (een) daarop gelijkende scherpe en/of puntige en/of snijdende voorwerp(en) in het bovenlichaam en/of het onderlichaan gestoken en/of gesneden, terwijl die [naam aangever / benadeelde partij] al dan niet op de grond lag en/of
  • die [naam aangever / benadeelde partij] meerdere malen, althans eenmaal, (met kracht) op/tegen het hoofd geschopt/getrapt en/of op het hoofd gestampt en/of op/tegen het (boven)lichaam geschopt en/of getrapt en/of gestompt en/of geslagen, terwijl die [naam aangever / benadeelde partij] al dan niet op de grond lag
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
1.
Subsidiair
hij op of omstreeks 10 augustus 2020 te Enschede tezamen en in vereniging met een ander of anderen, altnans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om aan [naam aangever / benadeelde partij] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, immers heeft/hebben hij verdachte en/of zijn mededader(s)
  • met een of meer mes(sen), althans (een) daarop gelijkende scherpe en/of puntige en/of snijdende voorwerp(en)
  • meerdere malen, althans eenmaal, met een of meer mes(sen), althans (een) daarop gelijkende scherpe en/of puntige en/of snijdende voorwerp(en) zwaaiende en/of snijndende den/of stekende bewegrngen gemaakt in de richting van die [naam aangever / benadeelde partij] en/of
  • die [naam aangever / benadeelde partij] naar de grond gewerkt en/of (vervolgens) meerdere malen, althans eenmaal, met een of meer mes(sen), althans (een) daarop geijkende scherpe en/of puntige en/of snijdende voorwerp(en) in het bovenlichaam en/of het onderlichaan gestoken en/of gesneden, terwijl die [naam aangever / benadeelde partij] al dan niet op de grond lag en/of
  • die [naam aangever / benadeelde partij] meerdere malen, althans eenmaal, (met kracht) op/tegen het hoofd geschopt/getrapt en/of op het hoofd gestampt en/of op/tegen het (boven)lichaam geschopt en/of getrapt en/of gestompt en/of geslagen, terwijl die [naam aangever / benadeelde partij] al dan niet op de grond lag
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op of omstreeks 10 augustus 2020 te Enschede openlijk, te weten, op Het Bijvank, in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een [naam aangever / benadeelde partij] immers heeft hebben verdachte en/of zijn mededaders
  • met een of meer mes(sen), althans (een) daarop geijkende scherpe en/of puntige en/of snijdende voorwerp(en)
  • meerdere malen, althans eenmaal, met een of meer mes(sen), althans (een) daarop gelijkende scherpe en/of puntige en/of snijdende voorwerp(en) zwaaiende en/of snijndende den/of stekende bewegingen gemaakt in de richting van die [naam aangever / benadeelde partij] en/of
  • die [naam aangever / benadeelde partij] naar de grond gewerkt en/of (vervolgens) meerdere malen, althans eenmaal, met een of meer mes(sen), althans (een) daarop gelijkende scherpe en/of puntige en/of snijdende voorwerp(en) in het bovenlichaam en/of het onderlichaan gestoken en/of gesneden, terwijl die [naam aangever / benadeelde partij] al dan niet op de grond lag en/of
  • die [naam aangever / benadeelde partij] meerdere malen, althans eenmaal, (met kracht) op/tegen het hoofd geschopt/getrapt en/of op het hoofd gestampt en/of op/tegen het (boven)lichaam geschopt en/of getrapt en/of gestompt en/of geslagen, terwijl die [naam aangever / benadeelde partij] al dan niet op de grond lag.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze – in geval van bewezenverklaring – in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Inleiding

Op maandag 10 augustus 2020 kwam er rond 14:00 uur een melding bij de politie binnen over een vechtpartij tussen zes personen aan Het Bijvank in Enschede. Daarbij werden messen gebruikt. Een verbalisant in zijn vrije tijd was toevallig ter plaatse en heeft het voorval voor een deel gefilmd. Na afloop van het gevecht zijn de verdachten weggereden in een Volkswagen Golf met een Belgisch kenteken, welke auto op naam van verdachte [naam verdachte] staat.
Het slachtoffer [naam aangever / benadeelde partij] is na het gevecht van de plaats delict vertrokken en is later door de politie aangetroffen met fors lichamelijk letsel. Hij is naar het ziekenhuis gebracht. Kort na het gevecht zijn de verdachten [naam verdachte] , [naam medeverdachte 1] , [naam medeverdachte 2] en [naam medeverdachte 3] in de Volkswagen van [naam verdachte] aangetroffen in Enschede. In die auto zijn ook twee bebloede messen aangetroffen.
[naam medeverdachte 1] is door de rechtbank Overijssel, ECLI:NL:RBOVE:2021:1720, veroordeeld ter zake van – kort gezegd – openlijk geweld en heeft tegen dat vonnis geen hoger beroep ingesteld. [naam verdachte] , [naam medeverdachte 2] en [naam medeverdachte 3] hebben hoger beroep ingesteld tegen hun veroordeling. Het hof heeft de zaken van deze drie verdachten gelijktijdig maar niet gevoegd ter zitting behandeld en wijst in die zaken gelijktijdig arrest.
Het hof zal hieronder eerst de gebezigde bewijsmiddelen weergeven, alvorens over te gaan tot de weergave van de standpunten van de advocaat-generaal en de verdediging en de bespreking daarvan.

Bewijsmiddelen

De hierna te noemen bewijsmiddelen betreffen – tenzij anders vermeld – bijlagen van het in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van de politie Oost-Nederland, genummerd PL0600-2020377041, opgemaakt door [naam verbalisant 1] , hoofdagent van politie Oost-Nederland, gesloten op 4 september 2020 en getekend op 28 september 2020, doorgenummerde pagina’s 1-373.
1. een
proces-verbaal van bevindingen, genummerd PL0600-2020375831-54, opgemaakt door H.J. ter Bruggen, hoofdagent van politie Oost-Nederland, als bijlage op
pagina’s 105-106, voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – als
relaas van verbalisant:
Op pagina 105:
Op 10 augustus 2020 vond op Het Bijvank te Enschede een vechtpartij plaats, waarbij zes personen betrokken waren, te weten 5 mannen en 1 vrouw. Bij deze vechtpartij werd gebruik gemaakt van steekwapens. Door een collega in vrije tijd werden met de telefoon opnamen gemaakt van de vechtpartij. Deze beelden werden voor het onderzoek ter beschikking gesteld.
Op 11 augustus 2020 werden door mij de betreffende beelden uitgekeken, waarbij door mij het volgende werd waargenomen:
Aan het begin van het fragment is een scooter te zien die op de rijbaan ligt. Vlakbij staan vijf mannen heftig te discussiëren.
Nummer 1 is een licht getinte man met een donker sikje, gekleed in een zwarte korte broek en zwart T-shirt. Op z'n hoofd draagt hij een grijs petje van het merk Gucci met een soort blokjesmotief ( [naam aangever / benadeelde partij] ).
Nummer 2 is een licht getinte man met een dun donker baardje, gekleed in een zwarte korte broek en zwart T-shirt met print. Hij draagt een donkergrijze pet ( [voor- en achternamen verdachte] ).
Nummer 3 is een licht getinte man met kort zwart haar, gekleed in een wit T-shirt en een grijze korte broek (verdachte [opgegeven valse naam medeverdachte 2] ).
Nummer 4 is een licht getinte man met kort zwart haar, gekleed in een wit T-shirt en blauwgrijze korte broek (naam onbekend).
Nummer 5 is een licht getinte man met kort zwart haar, gekleed in een korte zwarte broek en een blauw poloshirt (verdachte [naam medeverdachte 1] ).
Nummer 6 is een licht getinte vrouw met lang donker haar, gekleed in een grijs met zwarte jurk. ( [opgegeven valse naam medeverdachte 3] ).
Na enkele seconden gaat de groep uit elkaar en lopen nummers 3 ( [opgegeven valse naam medeverdachte 2] ), 4 en 5 ( [naam medeverdachte 1] ) weg richting een auto die wat verderop staat. Enkelen hebben een voorwerp in de hand. Nummer 5 ( [naam medeverdachte 1] ) heeft in z'n linkerhand een gevarendriehoek en in de rechterhand een onbekend voorwerp. Nummer 3 ( [opgegeven valse naam medeverdachte 2] ) raapt, voordat hij wegloopt nog een voorwerp van de grond. Nummer 1 ( [naam aangever / benadeelde partij] ) en nummer 2 ( [naam verdachte] ) staan nog een tijd te praten.
Nadat 1 minuut en 23 seconden verstreken zijn zet [naam aangever / benadeelde partij] de scooter rechtop en start deze. Vervolgens haalt hij iets uit z'n rechterbroekzak, een boksbeugel. Daarna haalt hij uit met rechts en stompt [naam verdachte] hard tegen de linkerzijde van het hoofd. [naam verdachte] stapt achteruit en haalt ook iets uit z'n rechterbroekzak. Dit blijkt een mes.
Op pagina 106:
Je hoort het mes openklappen en dan is te zien dat [naam verdachte] met het mes een zwaaiende
bewegingen maakt richting [naam aangever / benadeelde partij] . Dan schopt [naam aangever / benadeelde partij] met rechts richting [naam verdachte] en even later spuugt [naam aangever / benadeelde partij] in de richting van [naam verdachte] . [naam verdachte] haalt nogmaals uit met het mes en maakt daarmee twee keer over een zwaaiende beweging ter hoogte van de hals van [naam aangever / benadeelde partij] . Dan stompt [naam aangever / benadeelde partij] nogmaals [naam verdachte] tegen z’n hoofd. [naam verdachte] maakt nogmaals een zwaaiende beweging met het mes naar [naam aangever / benadeelde partij] en ook nu reageert deze door [naam verdachte] tegen het hoofd te stompen. Nadat [naam verdachte] nogmaals met het mes ter hoogte van de hals van [naam aangever / benadeelde partij] heeft uitgehaald, vlucht [naam aangever / benadeelde partij] . Hij rent naar zijn scooter die met draaiende motor klaar staat, pakt de scooter en probeert al rennend op de scooter te springen.
Op dat moment komt nummer 4 hem tegemoet rennen en in het voorbijgaan steekt hij met een mes of ander steekvoorwerp richting de rug van [naam aangever / benadeelde partij] . Dan komt nummer 6 ( [opgegeven valse naam medeverdachte 3] ) in beeld. Zij probeert [naam aangever / benadeelde partij] tegen te houden en hij komt met de scooter ten val. Dan komt nummer 3 ( [opgegeven valse naam medeverdachte 2] ) erbij en hij maakt met een mes of ander steekvoorwerp een stekende beweging in de richting van de op de grond liggende [naam aangever / benadeelde partij] . Dan komt een zwarte auto aangereden, die pal voor de groep stopt. Nummer 5 ( [naam medeverdachte 1] ) stapt uit.
[naam aangever / benadeelde partij] krabbelt overeind en word vastgepakt door nummer 6 ( [opgegeven valse naam medeverdachte 3] ). Ze bewegen achteruit en vallen beiden over de achter liggende scooter. Dan wordt de op de grond liggende [naam aangever / benadeelde partij] drie keer geslagen door nummer 6 ( [opgegeven valse naam medeverdachte 3] ). [naam aangever / benadeelde partij] wordt vier keer geschopt door nummer 3 ( [opgegeven valse naam medeverdachte 2] ) en één keer door nummer 4 en ook nummer 5 ( [naam medeverdachte 1] ) slaat hem nog twee keer. Dan stapt [naam verdachte] in de auto en gaat achter het stuur zitten. Nummers 3 ( [opgegeven valse naam medeverdachte 2] ), 4, 5 ( [naam medeverdachte 1] ) en 6 ( [opgegeven valse naam medeverdachte 3] ) lopen richting de auto. Nummer 3 ( [opgegeven valse naam medeverdachte 2] ) draait zich nog één keer om en steekt [naam aangever / benadeelde partij] met een mes of ander steekvoorwerp in de onderrug. Vervolgens rijdt de auto weg. Daarbij is te zien dat de auto is voorzien van het Belgische kenteken [kentekencombinatie] .
2. een
proces-verbaal van bevindingen, genummerd PL0600-2020375831-74, opgemaakt door [naam verbalisant 2] , hoofdagent van politie Oost-Nederland, als bijlage op
pagina’s 76-77, voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – als
relaas van verbalisant:
Op pagina 76:
Naar aanleiding van het opgeven van valse gegevens heb ik dit proces-verbaal opgemaakt.
In dit gehele dossier hoort de betrokkene [opgegeven valse naam medeverdachte 2] te zijn: [naam medeverdachte 2] .
In dit gehele dossier hoort de betrokkene [opgegeven valse naam medeverdachte 3] te zijn: [naam medeverdachte 3] .
3. de
eigen waarneming van de rechtbank, zoals weergegeven op
pagina 3in het
proces-verbaal betreffende de terechtzitting van de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo van 13 april 2021, zakelijk weergegeven inhoudende:
De rechtbank neemt bij het bekijken van de camerabeelden ter terechtzitting waar dat op tijdstip 01:51 en 01:52 van de camerabeelden te zien is dat verdachte [naam verdachte] , nadat [naam aangever / benadeelde partij] is opgestaan na zijn val met de scooter, in zijn rechterhand een mes heeft en twee stekende bewegingen maakt in de bil/het bovenbeen van [naam aangever / benadeelde partij] .
4. een
proces-verbaal van verhoor verdachte, genummerd PL0600-2020375831-78, opgemaakt door [naam verbalisant 2] en [naam verbalisant 3] , beiden hoofdagent van politie Oost-Nederland, als bijlage op
pagina’s 339-344, voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – als
verklaring van [naam aangever / benadeelde partij]:
Op pagina 342:
Ik stapte op mijn scooter en reed weg. Ik moest langs man 1
(het hof begrijpt uit bewijsmiddel 1: de onbekend gebleven man)maar deze trok mij van mijn scooter af. Toen ik eenmaal op de grond lag voelde ik dat ik tegen mijn hoofd werd getrapt en dat ik in mijn been werd gestoken. Ik werd getrapt, geslagen, alles. Iedereen deed wel wat. Ik werd in mijn linkerzij, bil en linkeroksel gestoken. Zelfs de vrouw begon mij te slaan.
5. een
proces-verbaal van bevindingen, genummerd PL0600-2020375831-109, opgemaakt door [naam verbalisant 1] , hoofdagent van politie Oost-Nederland, als bijlage op
pagina 80-1, voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – als
relaas van verbalisant:
Op 12 augustus 2020 heeft verbalisant [naam verbalisant 4] , Forensisch Opsporing, een
onderzoek ingesteld in de zwarte Golf, voorzien van het Belgisch kenteken [kentekencombinatie] . [naam verbalisant 4] heeft een vouwmes, voorzien van een blauw handvat en een zwart lemmet van ongeveer 10 cm aangetroffen. Dit mes vertoonde bloedsporen. [naam verbalisant 4] heeft een tweede mes aangetroffen in een opbergvak aan de achterzijde van de bijrijdersstoel. Dit mes betrof een vouwmes, voorzien van een gevlekt zwart handvat en een lemmet van ongeveer 11,5 cm. Het mes vertoonde eveneens bloedsporen.
6. een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef en onder 5° van het Wetboek van Strafvordering, te weten een
geneeskundige verklaring, als bijlage op
pagina 373, voor zover – zakelijk weergegeven – inhoudende:
Geneeskundige informatie betreffende [naam aangever / benadeelde partij] .
Onderzoek op 18 augustus 2020.
Uitwendig waargenomen letsel: Wond oksel links, wond bil, wond neus, wond rechterarm, schaafwond hals, wond linkerknie, wond rug.
Overige van belang zijnde informatie: ingeklapte long links.
Geschatte genezingsduur: drie maanden.

Standpunten

De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat de aan verdachte ten laste gelegde feiten betrekking hebben op twee van elkaar te onderscheiden momenten in het gevecht. Het onder 1 primair en subsidiair tenlastegelegde gaat over het door [naam verdachte] bij de bromfiets zwaaien met het mes in de richting van [naam aangever / benadeelde partij] , in het bijzonder richting diens hoofd en hals, terwijl het onder 2 tenlastegelegde ziet op het geweld dat door alle verdachten min of meer gelijktijdig op [naam aangever / benadeelde partij] is uitgeoefend nadat hij met zijn bromfiets probeerde te vluchten en ten val kwam.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd dat het onder 1 primair en onder 2 tenlastegelegde bewezen moet worden verklaard.
Door en namens verdachte is primair bepleit dat de handelingen van verdachte, het zwaaien met het mes in de richting van [naam aangever / benadeelde partij] en het bewegen van een mes in de richting van [naam aangever / benadeelde partij] bil/heup, niet zijn gericht op de onder 1 ten laste gelegde gevolgen, namelijk de dood of het zwaar lichamelijk letsel. Dit moet, aldus de verdediging, leiden tot integrale vrijspraak. Verdachte zelf heeft ontkend dat hij [naam aangever / benadeelde partij] met een mes heeft gestoken of heeft geprobeerd te steken en heeft betoogd dat hij het conflict juist probeerde te sussen.

Overwegingen met betrekking tot het bewijs

Het hof is van oordeel dat het door verdachte gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van het tenlastegelegde wordt weersproken door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze hierboven zijn opgenomen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen. Het hof overweegt daarbij als volgt.
De videobeelden die door de verbalisant in bewijsmiddel 1 zijn beschreven, maken deel uit van het dossier. Het hof heeft geconstateerd dat de beschrijving van de videobeelden in bewijsmiddel 1 grotendeels overeenkomt met wat daadwerkelijk op die beelden te zien is.
De aanleiding voor de confrontatie tussen [naam aangever / benadeelde partij] en de verdachten is niet zonder meer duidelijk geworden. Die aanleiding speelt zich af vóórdat werd gestart met het maken van de videobeelden. De gebeurtenissen die op de videobeelden zichtbaar zijn, spelen zich af in een relatief kort tijdsbestek. Het hof ziet evenwel, met de advocaat-generaal, aanleiding om de geweldshandelingen uit te splitsen. Een kantelpunt in deze confrontatie is dat [naam aangever / benadeelde partij] op enig moment heeft geprobeerd te vluchten, reden waarom het hof de gebeurtenissen voor en na die vluchtpoging afzonderlijk zal bespreken.
Het eerste deel, vóór de vluchtpoging met de bromfiets
Voor het deel vóór de vluchtpoging met de bromfiets leidt het hof het volgende uit de bewijsmiddelen af.
Nadat zich een (eerste) treffen heeft voorgedaan tussen een aantal verdachten en [naam aangever / benadeelde partij] , lijken alle betrokkenen hun eigen weg te gaan. [naam aangever / benadeelde partij] en [naam verdachte] blijven bij de bromfiets nog wat napraten tot [naam aangever / benadeelde partij] op enig moment een boksbeugel uit zijn broekzak pakt en [naam verdachte] daarmee tegen het hoofd slaat. [naam verdachte] pakt in reactie daarop een mes en begint daarmee een tegenaanval in de richting van [naam aangever / benadeelde partij] . Daarbij haalt [naam verdachte] met zijn mes meerdere keren naar [naam aangever / benadeelde partij] uit, onder andere ter hoogte van diens hals/hoofd. [naam verdachte] en [naam aangever / benadeelde partij] bevinden zich op dat moment ongeveer op armlengte afstand van elkaar, hetgeen mede blijkt uit het door [naam aangever / benadeelde partij] ontwijken van deze aanvallen door naar achteren te stappen, terwijl [naam verdachte] telkens richting [naam aangever / benadeelde partij] gaat om opnieuw in diens richting uit te halen. Uiteindelijk rent [naam aangever / benadeelde partij] terug naar zijn bromfiets en probeert weg te rijden.
De vraag die het hof naar aanleiding van het gevoerde verweer dient te beantwoorden, is of de handelingen van verdachte een aanmerkelijke kans op het veroorzaken van de dood dan wel zwaar lichamelijk letsel met mee zich brengen. De beantwoording van deze vraag is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Daarbij komt betekenis toe aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht.
Het is een feit van algemene bekendheid dat in de hals slagaderen liggen en dat, wanneer deze worden doorkliefd, dit bij niet tijdig en adequaat medisch ingrijpen in veel gevallen tot het overlijden van een slachtoffer zal leiden.
Dat niet vastgesteld kan worden of [naam verdachte] [naam aangever / benadeelde partij] heeft geraakt, doet niet af aan de aanmerkelijke kans op het intreden van de dood. Uit de beschrijving van de videobeelden, maar ook uit de videobeelden zelf, blijkt dat verdachte een aantal keren met een mes in de richting van de hals van [naam aangever / benadeelde partij] heeft uitgehaald. Door op een dergelijke wijze uit te halen, ook nadat [naam aangever / benadeelde partij] al een keer achteruit was gestapt om aan die uithalen te ontkomen, kan het niet anders zijn dan dat [naam verdachte] die aanmerkelijke kans ook bewust heeft aanvaard.
Naar het oordeel van het hof heeft verdachte daarmee ten minste het voorwaardelijk opzet gehad op het intreden van de dood van [naam aangever / benadeelde partij] . Daarmee komt het hof tot een bewezenverklaring van de onder feit 1 primair ten laste gelegde poging tot doodslag, voor zover ten laste gelegd onder de eerste twee gedachtestreepjes. Voor het medeplegen van dat deel van de geweldsuitoefening ziet het hof onvoldoende aanknopingspunten, zodat verdachte daarvan dient te worden vrijgesproken.
Het tweede deel, nà de vluchtpoging met de bromfiets
Voor het deel nà de vluchtpoging met de bromfiets leidt het hof het volgende uit de bewijsmiddelen af.
Nadat [naam aangever / benadeelde partij] in het hiervoor beschreven handgemeen met [naam verdachte] verzeild is geraakt, probeert hij te vluchten op zijn bromfiets. Tijdens die vlucht komt hij langs een onbekend gebleven man uit de groep van [naam verdachte] . Deze steekt [naam aangever / benadeelde partij] met een mes in zijn rug, waarna [naam aangever / benadeelde partij] zijn balans verliest. Op dat moment komt [naam medeverdachte 3] [naam aangever / benadeelde partij] tegemoet en probeert hem tegen te houden, waardoor [naam aangever / benadeelde partij] ten val komt. Wanneer hij wil opstaan, pakt [naam medeverdachte 3] hem vast. Op dat moment steekt [naam medeverdachte 2] [naam aangever / benadeelde partij] minimaal éénmaal. Hierna maakt [naam verdachte] een tweetal stekende bewegingen met een mes richting de bil/het bovenbeen van [naam aangever / benadeelde partij] . Kort daarop vallen [naam medeverdachte 3] en [naam aangever / benadeelde partij] achterover over de bromfiets die achter hen op de grond ligt. Zij belanden samen op de grond. [naam medeverdachte 3] stompt [naam aangever / benadeelde partij] daarna drie keer op zijn hoofd, [naam medeverdachte 2] geeft [naam aangever / benadeelde partij] vier schoppen, waarbij de onbekend gebleven man [naam aangever / benadeelde partij] nog één schop en [naam medeverdachte 1] hem nog twee vuistslagen geeft. Dit geweld richt zich vooral op het bovenlichaam en hoofd van [naam aangever / benadeelde partij] . Hierna lopen de verdachten richting [verdachtes] auto, maar op dat moment draait [naam medeverdachte 2] zich om naar [naam aangever / benadeelde partij] en steekt hem één keer in zijn onderrug. Daarna vertrekken alle vijf personen in [verdachtes] auto.
Uit de bewijsmiddelen blijkt naar het oordeel van het hof onmiskenbaar van gezamenlijk uitgevoerd geweld tegen [naam aangever / benadeelde partij] nadat die zich even daarvoor juist probeerde te onttrekken aan [verdachtes] aanval. [naam verdachte] heeft hierbij niet alleen zelf opnieuw significant geweld gebruikt door twee keer te steken, maar heeft ook geen enkele poging gedaan om de overige verdachten ervan te weerhouden door te gaan met hun geweldsuitoefening tegen [naam aangever / benadeelde partij] , ook niet nadat [naam aangever / benadeelde partij] achterover was gevallen. Voor het hof staat daarmee vast dat [naam verdachte] niet alleen de groep getalsmatig heeft versterkt, maar dat hij door zijn handelen ook opzet heeft gehad op de ten laste gelegde geweldsexplosie tegen [naam aangever / benadeelde partij] en daaraan een voldoende significante of wezenlijke bijdrage heeft geleverd. Het hof acht het onder 2 tenlastegelegde daarom bewezen.
De vraag die het hof voorts te beantwoorden heeft, is of ook het impliciet cumulatief onder 1 primair tenlastegelegde
in de variant medeplegenbewezen kan worden verklaard, voor zover het betrekking heeft op de
laatste twee gedachtestreepjes. Het hof beantwoordt die vraag bevestigend en overweegt daarbij als volgt.
Voor wat betreft de aanmerkelijke kans op de dood overweegt het hof dat het, anders dan de raadsman lijkt te veronderstellen, niet gaat om de vraag of de handelingen van [naam verdachte] in het tweede deel – het tweemaal steken richting bil/bovenbeen – op zichzelf kunnen worden aangemerkt als een poging tot doodslag, maar of de geweldshandelingen zoals die in zijn geheel beschouwd tegen [naam aangever / benadeelde partij] zijn uitgeoefend als zodanig kunnen worden aangemerkt en of [naam verdachte] in dat verband kan worden aangemerkt als medepleger van dat feit.
In dat verband heeft het hof er acht op geslagen dat [naam aangever / benadeelde partij] zich aan het begin van de tweede fase van het incident aan het geweld probeert te onttrekken. De verdachten willen dit kennelijk voorkomen en beginnen vervolgens ieder voor zich, maar ook tezamen en in wisselende samenstellingen min of meer gelijktijdig, met het uitoefenen van geweld tegen [naam aangever / benadeelde partij] . Dit geweld bestaat uit het steken, schoppen/trappen en slaan/stompen, ook nadat [naam aangever / benadeelde partij] op de grond ligt. Voordat [naam aangever / benadeelde partij] over de bromfiets struikelt, kiest [naam verdachte] ervoor om zich opnieuw in het handgemeen met [naam aangever / benadeelde partij] te mengen terwijl die al wordt aangevallen door [naam medeverdachte 2] en [naam medeverdachte 3] . Het geweld richt zich, zowel voor het vallen over de bromfiets als daarna, op het onderlichaam, het bovenlichaam en het hoofd van [naam aangever / benadeelde partij] . Het met kracht slaan/stompen en schoppen/trappen op of tegen het hoofd en het bovenlichaam en het steken in het boven- en onderlichaam, stuk voor stuk kwetsbare lichaamsdelen met vitale organen en lichaamsaderen daarin, kan naar algemene ervaringsregels leiden tot de dood van een slachtoffer. Daarmee is naar het oordeel van het hof sprake van een aanmerkelijke kans op de dood, die [naam verdachte] door zijn aandeel in de gezamenlijke uitvoering van het geweld op de koop heeft toegenomen.
De voor medeplegen vereiste bewuste en nauwe samenwerking leidt het hof af uit de gezamenlijke uitvoering van het geweld tegen [naam aangever / benadeelde partij] bij en na diens poging om met de bromfiets te vluchten.
Samenvattend komt het hof voor het tweede deel tot een bewezenverklaring van het impliciet cumulatief onder 1 primair en onder 2 tenlastegelegde, een en ander zoals hieronder weergegeven in de bewezenverklaring.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel – ook in onderdelen – slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 primair en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1.
Primair

Voor wat betreft het eerste deel, vóór de vluchtpoging met de bromfiets

a. hij op of omstreeks 10 augustus 2020 te Enschede
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte
en/of zijn mededader(s)voorgenomen misdrijf om [naam aangever / benadeelde partij] opzettelijk van het leven te beroven,
immers heeft/hebben hij verdachte en/of zijn mededader(s):
- met een
of meermes
(sen), althans (een) daarop gelijkende scherpe en/of puntige en/of snijdende voorwerp(en);
- meer
deremalen
, althans eenmaal, met een of meer mes(sen), althans (een) daarop gelijkende scherpe en/of puntige en/of snijdende voorwerp(en)zwaaiende en/of snijdende en/of stekende bewegingen gemaakt in de richting van die [naam aangever / benadeelde partij] ;
en/of
-
die [naam aangever / benadeelde partij] naar de grond gewerkt en/of (vervolgens) meerdere malen, althans eenmaal, met een of meer mes(sen), althans (een) daarop gelijkende scherpe en/of puntige en/of snijdende voorwerp(en) in het bovenlichaam en/of het onderlichaam gestoken en/of gesneden, terwijl die [naam aangever / benadeelde partij] al dan niet op de grond lag; en/of
-
die [naam aangever / benadeelde partij] meerdere malen, althans eenmaal, (met kracht) op/tegen het hoofd geschopt/getrapt en/of op het hoofd gestampt en/of op/tegen het (boven)lichaam geschopt en/of getrapt en/of gestompt en/of geslagen, terwijl die [naam aangever / benadeelde partij] al dan niet op de grond lag;
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
en
Voor wat betreft het tweede deel, nà de vluchtpoging met de bromfiets
hij op
of omstreeks10 augustus 2020 te Enschede tezamen en in vereniging met
een ander ofanderen,
althans alleen,ter uitvoering van het door verdachte en
/ofzijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om [naam aangever / benadeelde partij] opzettelijk van het leven te beroven, immers
heeft/hebben hij verdachte en
/ofzijn mededader(s):
-
met een of meer mes(sen), althans (een) daarop gelijkende scherpe en/of puntige en/of snijdende voorwerp(en);
-
meerdere malen, althans eenmaal, met een of meer mes(sen), althans (een) daarop gelijkende scherpe en/of puntige en/of snijdende voorwerp(en) zwaaiende en/of snijdende en/of stekende bewegingen gemaakt in de richting van die [naam aangever / benadeelde partij] ; en/of
- die [naam aangever / benadeelde partij] naar de grond gewerkt en
/of(vervolgens) meer
deremalen,
althans eenmaal,met een of meer mes(sen), althans (een) daarop gelijkende scherpe en/of puntige en/of snijdende voorwerp(en) in het bovenlichaam en
/ofhet onderlichaam gestoken en/of gesneden, terwijl die [naam aangever / benadeelde partij] al dan niet op de grond lag; en
/of
- die [naam aangever / benadeelde partij] meer
deremalen
, althans eenmaal,(met kracht) op/tegen het hoofd geschopt/getrapt en/of op het hoofd gestampt en/of op/tegen het (boven)lichaam geschopt en/of getrapt en/of gestompt en/of geslagen, terwijl die [naam aangever / benadeelde partij]
al dan nietop de grond lag;
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op
of omstreeks10 augustus 2020 te Enschede openlijk, te weten, op Het Bijvank,
in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats,in vereniging geweld heeft gepleegd tegen
een[naam aangever / benadeelde partij] immers
heeft/hebben verdachte en
/ofzijn mededaders:
  • met een of meer mes(sen), althans (een) daarop gelijkende scherpe en/of puntige en/of snijdende voorwerp(en);
  • meerdere malen, althans eenmaal, met een of meer mes(sen), althans (een) daarop gelijkende scherpe en/of puntige en/of snijdende voorwerp(en) zwaaiende en/of snijdende en/of stekende bewegingen gemaakt in de richting van die [naam aangever / benadeelde partij] ; en/of
  • die [naam aangever / benadeelde partij] naar de grond gewerkt en
  • die [naam aangever / benadeelde partij] meerd
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het onder 1 primair en onder a) bewezenverklaarde levert op:
poging tot doodslag.
Het onder 1 primair en onder b) en onder 2 bewezenverklaarde levert op:

de eendaadse samenloop van medeplegen van poging tot doodslag,

en

openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.

Strafbaarheid van de verdachte

Door en namens verdachte is subsidiair aangevoerd dat aan verdachte een geslaagd beroep op noodweer, noodweerexces dan wel putatief noodweer toekomt. Hij is door [naam aangever / benadeelde partij] tweemaal met kracht met een boksbeugel tegen zijn hoofd geslagen. Tegen deze aanval mocht verdachte zich verdedigen, althans door deze aanval en de daardoor ontstane emoties is verdachte te ver gegaan in de noodzakelijke verdediging, dan wel verkeerde verdachte door deze emoties in de veronderstelling dat hij (steeds) werd aangevallen.
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat van enigerlei noodweer-situatie geen sprake kan zijn, nu verdachte degene is geweest die heeft gekozen voor de aanval.
Onder verwijzing naar de vastgestelde feiten zoals het hof deze hierboven heeft weergegeven onder het kopje 'Bewijsmiddelen' en de overwegingen van het hof zoals weergegeven onder het kopje '
Het eerste deel, vóór de vluchtpoging met de bromfiets', in het bijzonder de eerste alinea van die tekst, is het hof van oordeel dat verdachte na de klappen met de boksbeugel de confrontatie heeft gezocht en is blijven zoeken. Dit staat in de weg aan het aannemen van enige noodweersituatie, ook bij een beroep op noodweerexces of putatief noodweer, (vgl. HR 8 juni 2010, ECLI:NL:HR:2010:BK4788 en HR 15 december 2020, ECLI:NL:HR:2020:2043). Die is dan ook niet aannemelijk geworden.
Verdachte is strafbaar aangezien ook overigens geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die hem niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

De rechtbank heeft verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van tweeënveertig maanden, waarvan twaalf maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. De rechtbank heeft daarbij als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering en een contactverbod met aangever [naam aangever / benadeelde partij] opgelegd.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechtbank is opgelegd.
De raadsman heeft meer subsidiair verzocht om een gevangenisstraf op te leggen gelijk aan de ruim zeventien maanden die verdachte reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Voorts is verzocht om rekening te houden met het feit dat [naam aangever / benadeelde partij] de aanval tegen verdachte is begonnen.
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder die zijn begaan en heeft daarbij gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij het volgende in beschouwing genomen.
Verdachte heeft zich, zowel alleen als samen met anderen, schuldig gemaakt aan een ernstige vorm van geweld tegen [naam aangever / benadeelde partij] , hetgeen zich naar het oordeel van het hof juridisch laat kwalificeren als – kort gezegd – een poging tot doodslag en de eendaadse samenloop van het medeplegen van een poging tot doodslag en openlijk geweld.
Midden op de dag op de openbare weg heeft verdachte, na een klap tegen zijn hoofd door [naam aangever / benadeelde partij] , meermalen geprobeerd [naam aangever / benadeelde partij] met een mes te steken. [naam aangever / benadeelde partij] probeerde daarna op zijn bromfiets te vluchten. In die vlucht is [naam aangever / benadeelde partij] door een medeverdachte naar de grond gewerkt en vervolgens (opnieuw) door verdachte en zijn medeverdachten aangevallen. Nadat [naam aangever / benadeelde partij] was opgekrabbeld, is hij gestoken, geschopt en geslagen, ook nadat hij opnieuw op de grond is beland. [naam aangever / benadeelde partij] heeft daardoor ernstig letsel opgelopen, waaronder een klaplong, en is daarvoor tien dagen in het ziekenhuis opgenomen geweest. Dat [naam aangever / benadeelde partij] geen nog ernstiger letsel heeft opgelopen, is niet aan verdachte en zijn medeverdachten te danken.
Dit soort geweld veroorzaakt grote gevoelens van onrust en onveiligheid in de samenleving, in het bijzonder nu het geweld op de openbare weg plaatsvond en door meerdere voorbijgangers is gezien en als schokkend zal zijn ervaren.
Over de aanleiding voor dit incident – een mogelijk onderliggend conflict tussen de families [naam verdachte] en [naam aangever / benadeelde partij] – heeft het hof geen duidelijkheid kunnen krijgen. De klap met de boksbeugel die verdachte van [naam aangever / benadeelde partij] heeft gekregen, laat onverlet dat de reactie daarop van verdachte en zijn medeverdachten buitensporig is geweest. Juist als er sprake is geweest van een voorgeschiedenis van geweld zoals verdachte ter zitting heeft gesteld, had het in de rede gelegen dat verdachte, die vijfentwintig jaar ouder is dan het slachtoffer, zich tweemaal zou hebben bedacht en in letterlijke zin afstand van [naam aangever / benadeelde partij] had genomen, in plaats van op hem af te gaan c.q. toenadering tot hem te zoeken zoals op de beelden te zien is.
Anders dan de raadsman ziet het hof, gelet op het voorgaande, dan ook geen aanleiding om in strafmatigende zin rekening te houden met de rol van [naam aangever / benadeelde partij] in het ontstaan van het conflict.
Het hof heeft geconstateerd dat voor dit soort feiten geen rechterlijke oriëntatiepunten voor straftoemeting zijn vastgesteld. Het hof heeft daarom gelet op de straffen die doorgaans voor soortgelijke zaken door Nederlandse rechters plegen te worden opgelegd, waaronder de arresten van dit hof van 11 november 2010, ECLI:NL:GHARN:2010:BO3675, van 19 november 2014, ECLI:NL:GHARL:2014:8822, van 21 juli 2020, ECLI:NL:GHARL:2020:5633, van 14 januari 2022, ECLI:NL:GHARL:2022:227, van 14 april 2022, ECLI:NL:GHARL:2022:6511 en van 28 juni 2022, ECLI:NL:GHARL:2022:5404. Het hof neemt mede op basis daarvan als uitgangspunt dat voor een feitencomplex als dit in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf tussen de dertig en achtenveertig maanden kan worden opgelegd.
Het hof heeft gelet op het strafblad van verdachte, waaruit blijkt dat hij weliswaar eerder in aanraking is gekomen met politie en justitie maar dat dit niet eerder tot een veroordeling voor een soortgelijk geweldsmisdrijf heeft geleid.
Het hof heeft verder acht geslagen op hetgeen door en namens verdachte naar voren is gebracht over zijn persoonlijke omstandigheden en hetgeen daarover overigens is gebleken uit de over verdachte opgemaakte rapportages. Verdachte en zijn gezin zijn naar aanleiding van dit incident naar [woonadres verdachte in het buitenland] verhuisd om naar zijn zeggen eventuele herhaalde confrontaties met [naam aangever / benadeelde partij] en diens familie uit de weg te gaan. Ook heeft verdachte zijn leven weer opgepakt sinds de schorsing van het bevel tot voorlopige hechtenis door het hof per 11 januari 2022. Daarbij heeft hij zich bovendien gehouden aan de aan de schorsing verbonden voorwaarden, waaronder dat hij zich om de twee weken moet melden bij de reclassering in Breda.
Vanwege de onduidelijkheid over het onderliggende conflict en de mogelijke risico’s die daaraan zijn verbonden voor een toekomstige ontmoeting tussen verdachte en [naam aangever / benadeelde partij] en om verdachte ervan te doordringen zich – in welke situatie dan ook – van geweld te onthouden, ziet het hof echter wel aanleiding om een fors voorwaardelijk strafdeel op te leggen, gecombineerd met een proeftijd van drie jaren. Anders dan de rechtbank ziet het hof, mede door de verhuizing van het gezin naar [woonadres verdachte in het buitenland] , geen aanleiding (meer) om aan dit voorwaardelijk strafdeel bijzondere voorwaarden te verbinden.
Alles afwegend komt het hof, net als de rechtbank, tot het oordeel dat aan verdachte een gevangenisstraf voor de duur van tweeënveertig maanden moet worden opgelegd, waarvan twaalf maanden voorwaardelijk. Het hof verbindt daaraan echter, anders dan de rechtbank, een proeftijd van drie jaren.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

Voorlopige hechtenis

Het hof heft op het – reeds geschorste – bevel tot voorlopige hechtenis, met ingang van de datum waarop dit arrest onherroepelijk wordt.

Vordering van de benadeelde partij [naam aangever / benadeelde partij]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 12.175,70. Daarnaast is een vergoeding van € 21,58 aan proceskosten gevorderd. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 1.238,50, bestaande uit materiële schade. De benadeelde is in de gevorderde immateriële schadevordering niet-ontvankelijk verklaard omdat de behandeling daarvan een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert.
De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering. Ter terechtzitting in hoger beroep is de vordering toegelicht door de advocaat van de benadeelde partij, mevrouw mr. E.M. Keulen, advocaat in Enschede.
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering moet worden toegewezen overeenkomstig de beslissing van de rechtbank.
De raadsman heeft verzocht om afwijzing van de vordering voor zover verdachte wordt vrijgesproken of ontslagen van alle rechtsvervolging, dan wel om de vordering toe te wijzen in lijn met de beslissing van de rechtbank, mede omdat er een mate van eigen schuld is.
Naar het oordeel van het hof is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen, voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 primair en 2 bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot een bedrag van € 4.238,50, exclusief de proceskosten. Dit bedrag bestaat uit een toewijzing van een vergoeding van materiële schade ter hoogte van € 1.238,50 en een vergoeding van immateriële schade ter hoogte van € 3.000,-. Het hof wijst verder een bedrag van € 5,93 aan proceskosten toe. Verdachte en zijn mededaders zijn tot vergoeding van die schade en proceskosten gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen.
Voor het overige deel van de gevorderde materiële en immateriële schade is het hof van oordeel dat de behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. In zoverre kan de benadeelde partij daarom thans in haar vordering niet worden ontvangen en kan zij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen. Tot slot komt het hof tot een afwijzing van een deel van de gevorderde proceskosten, ter hoogte van € 15,65. Het hof zal een en ander hieronder nader toelichten.
Materiële schade
De onderstaande materiële schadeposten zijn door de benadeelde partij gesteld en voldoende onderbouwd. Door en namens verdachte is de vordering voor dit deel niet (gemotiveerd) betwist en de vordering komt het hof niet onrechtmatig of ongegrond voor. Het hof zal deze posten daarom, net als de rechtbank, hoofdelijk toewijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente. Voor de aanvangsdatum voor de wettelijke rente heeft het hof aansluiting gezocht bij de datum waarop de betreffende schadepost is ontstaan, met dien verstande dat met betrekking tot de reiskosten een rentedatum is bepaald in (ongeveer) het midden van de periode waarin die schadeposten zijn ontstaan. Dit leidt tot de onderstaande toewijzing door het hof.
Schadepost
Bedrag
Aanvangsdatum wettelijke rente
Kleding
€ 182,97
10 augustus 2020
Daggeld ziekenhuis
€ 300,-
10 augustus 2020
Eigen risico zorgverzekering
€ 151,-
10 augustus 2020
Verlies zelfredzaamheid
€ 504,-
10 augustus 2020
Fysiotherapie
€ 50,-
15 september 2020
Reiskosten
€ 50,53
30 november 2020
Door en namens de benadeelde partij is voorts een vergoeding gevorderd voor huishoudelijke hulp. Daartoe is gesteld dat de benadeelde partij veel van de huishoudelijke taken verricht in het gezin, dat verder bestaat uit zijn moeder en een zusje. De benadeelde partij stelt dat zijn bijdrage aan het huishouden zestig procent is. Onder verwijzing naar de richtlijn huishoudelijke hulp van de Letselschaderaad in de categorie van een tweepersoonshuishouden is door de benadeelde partij gesteld dat hij in de eerste zes weken na het bewezenverklaarde 'zwaar beperkt' was (normbedrag € 195,-) en dat voor de daaropvolgende vier weken aansluiting wordt gezocht bij de categorie 'licht tot matig beperkt' (normbedrag € 98,-). Een en ander brengt de benadeelde ertoe een vordering van zestig procent van de betreffende normbedragen te vorderen, te weten respectievelijk € 117,- per week voor de eerste zes weken en € 58,80 per week voor de daaropvolgende vier weken.
De rechtbank wees dit deel van de vordering af – kort gezegd – omdat het geen schade van de benadeelde partij zelf betrof. In reactie daarop heeft de advocaat van de benadeelde partij aangevoerd dat dit deel van de beslissing van de rechtbank berust op een onjuiste interpretatie van de zogenoemde verplaatste schade. Zij heeft het hof verzocht dit deel van de vordering toe te wijzen. Op vragen van het hof heeft de advocaat bovendien aangegeven dat de benadeelde partij huishoudelijke werkzaamheden en ook boodschappen deed.
Het hof overweegt dat van een vergoeding voor het niet (volledig) kunnen bijdragen aan huishoudelijke taken in ieder geval sprake kan zijn wanneer voor die huishoudelijke taken een vervangende (professionele) huishoudelijke hulp wordt ingeschakeld. Die hulp kan ook geleverd worden door familie van een benadeelde partij. In dit geval heeft de benadeelde partij gesteld dat zijn moeder de doorgaans door hem verrichte huishoudelijke taken heeft moeten uitvoeren. Alsdan geldt naar het oordeel van het hof dat bij de begroting van schade wegens vervangende huishoudelijke hulp in beginsel mag worden verwacht dat de moeder van de benadeelde partij bijspringt in de huishouding wanneer de benadeelde partij daartoe zelf niet of minder in staat is. Een vergoeding van de schade is in dat geval slechts aan de orde indien en voor zover deze de redelijke grens van het bijspringen door de moeder overschrijdt. Naar het oordeel van het hof is in dit geval onvoldoende onderbouwd dat en waarom deze redelijke grens is overschreden en tevens waarom in het geval van de benadeelde partij moet worden aangesloten bij de categorie 'zwaar beperkt'. Dat brengt het hof tot de conclusie dat de beoordeling van deze schadepost een onevenredige belasting van het strafproces oplevert en dat de benadeelde in de vordering voor zover betrekking hebbend op deze schadepost niet-ontvankelijk moet worden verklaard.
Immateriële schade
Uit hetgeen door de benadeelde partij naar voren is gebracht en hetgeen overigens uit het dossier is gebleken, volgt naar het oordeel van het hof dat genoegzaam is gebleken dat de benadeelde partij immateriële schade heeft geleden. Als gevolg van het bewezenverklaarde heeft de benadeelde partij immers onder andere meerdere steekverwondingen en een klaplong opgelopen, voor welke letsels medisch ingrijpen, inclusief een ziekenhuisopname, noodzakelijk was. Op grond van het bepaalde in artikel 6:106, aanhef en onder b van het Burgerlijk Wetboek heeft de benadeelde partij door het oplopen van lichamelijk letsel een aanspraak op immateriële schadevergoeding. Het hof acht, gelet op het hiervoor geschetste lichamelijk letsel en mede gelet op de bedragen die Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen aan immateriële schadevergoeding plegen toe te kennen, een bedrag van € 3.000,- billijk, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag met ingang van 10 augustus 2020. Het meer gevorderde wijst het hof af.
Het hof constateert verder dat de benadeelde partij ook heeft gesteld dat sprake is van geestelijk letsel in de zin van ‘een aantasting in de persoon op andere wijze’, als bedoeld in 6:106, aanhef en onder b van het Burgerlijk Wetboek. Een aanknopingspunt hiervoor is bovendien te vinden in de bij de vordering gevoegde bijlagen, waaruit blijkt van een PTSS-diagnose, hetgeen in beginsel voldoende grond kan opleveren voor een toewijzing van een immateriële schadevergoeding. In het onderhavige geval is daartoe evenwel ook gesteld dat er verdergaande psychische gevolgen zijn geweest voor de benadeelde partij, waaronder een aantasting van zijn gevoel van veiligheid en vertrouwen maar ook (blijvende) pijngevoelens ten gevolge van het ontstane letsel. De vordering is op die laatste punten niet, dan wel naar het oordeel van het hof onvoldoende, onderbouwd. Om de benadeelde partij in de gelegenheid te stellen de vordering ten aanzien van deze grondslag nader te onderbouwen, zou de behandeling van de strafzaak tegen verdachte moeten worden geschorst. Dat maakt dat de behandeling van de vordering voor wat betreft deze wettelijke grondslag een onevenredige belasting vormt voor het strafgeding. Het hof zal de benadeelde in de vordering in zoverre niet-ontvankelijk verklaren. De benadeelde partij kan de vordering voor dit gedeelte desgewenst bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Voor zover de raadsman heeft bedoeld te bepleiten dat er sprake is van eigen schuld aan de zijde van de benadeelde partij overweegt het hof als volgt.
Het hof stelt voorop dat het bepaalde in artikel 6:101 van het Burgerlijk Wetboek ziet op de totale schadevergoedingsplicht (materieel en immaterieel) van een aansprakelijke en niet op één of meer afzonderlijke schadeposten. Reeds hierop stuit het verweer van de raadsman af. Ten overvloede overweegt het hof nog dat het geen aanleiding ziet de totale schadevergoedingsverplichting van verdachte geheel of gedeeltelijk te verminderen in verband met enig aandeel in het ontstaan van de schade aan de zijde van de benadeelde partij. Voor zover al sprake zou zijn van enige causale bijdrage van de benadeelde partij aan het ontstaan van de schade – wat naar het oordeel van het hof niet zonder meer aannemelijk is geworden – dan nog zou wat het hof betreft de schadevergoedingsplicht aan de zijde van verdachte geheel in stand moeten worden gelaten, nu de billijkheid dit wegens de uiteenlopende ernst van de gemaakte fouten of andere omstandigheden van het geval eist.
Proceskosten
Door de benadeelde partij is onder meer een proceskostenvergoeding gevorderd ter hoogte van € 15,65 voor het bijwonen van de zitting bij de rechtbank. Op deze zitting heeft de benadeelde partij zich laten vertegenwoordigen door mr. E.M. Keulen.
Volgens vaste jurisprudentie (vgl. o.m. ECLI:NL:HR:2019:793) brengt een redelijke wetsuitleg van artikel 532 van het Wetboek van Strafvordering met zich dat bij de begroting van de daar bedoelde kosten dezelfde maatstaf wordt gehanteerd als in civiele procedures. In civiele procedures wordt de maatstaf voor de toekenning van proceskosten ontleend aan de artikelen 237 en volgende van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Op grond van artikel 238, eerste en tweede lid, en artikel 239 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, in onderlinge samenhang bezien, komen alleen voor vergoeding in aanmerking – voor zover hier relevant – reiskosten voor het bijwonen van de zitting van de partij die aanspraak heeft op proceskostenvergoeding, indien in persoon mag worden geprocedeerd en ook daadwerkelijk in persoon is geprocedeerd. Daarvan is in dit geval geen sprake, nu de benadeelde partij zich heeft laten vertegenwoordigen door een advocaat, zodat de vordering van proceskosten voor zover het gaat om het bedrag van € 15,65 wordt afgewezen.
Het restant van de gevorderde proceskosten, een bedrag van € 5,93 aan reiskosten in verband met een reis naar de advocaat, wordt toegewezen.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 45, 47, 55, 57, 141 en 287 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 primair en 2 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
42 (tweeënveertig) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
12 (twaalf) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
3 (drie) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.

Vordering van de benadeelde partij [naam aangever / benadeelde partij]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [naam aangever / benadeelde partij] ter zake van het onder 1 primair en 2 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 4.238,50 (vierduizend tweehonderdachtendertig euro en vijftig cent) bestaande uit € 1.238,50 (duizend tweehonderdachtendertig euro en vijftig cent) materiële schade en € 3.000,- (drieduizend euro) immateriële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Wijst af de vordering van de benadeelde partij tot vergoeding van proceskosten voor een bedrag van € 15,65.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op
5,93 (vijf euro en drieënnegentig cent), waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [naam aangever / benadeelde partij] , ter zake van het onder 1 primair en 2 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 4.238,50 (vierduizend tweehonderdachtendertig euro en vijftig cent) bestaande uit € 1.238,50 (duizend tweehonderdachtendertig euro en vijftig cent) materiële schade en € 3.000,- (drieduizend euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 52 (tweeënvijftig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op:
- 10 augustus 2020 over een bedrag van € 1.137,97 ter zake van de schadeposten kleding, daggeld, eigen risico en zelfredzaamheid;
- 15 september 2020 over een bedrag van € 50,00 ter zake van de schadepost fysiotherapie;
- 30 november 2020 over een bedrag van € 50,53 ter zake van de schadepost reiskosten.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de immateriële schade op 10 augustus 2020.
Heft ophet – reeds geschorste –
bevel tot voorlopige hechtenis, met ingang van de datum waarop dit arrest onherroepelijk wordt.
Aldus gewezen door
mr. M.L.H.E. Roessingh-Bakels, voorzitter,
mr. R.J. Bokhorst en mr. R.D.J. Visschers, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. R. van Maaren, griffier,
en op 10 oktober 2022 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. M.L.H.E. Roessingh-Bakels is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.