ECLI:NL:GHARL:2022:5404

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
28 juni 2022
Publicatiedatum
28 juni 2022
Zaaknummer
21-003730-20
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewezenverklaring poging doodslag met mes in Apeldoorn

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 28 juni 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Gelderland. De verdachte, geboren in 1984 zonder vaste woon- of verblijfplaats, was eerder veroordeeld voor poging zware mishandeling. Het hof heeft de zaak opnieuw beoordeeld en kwam tot de conclusie dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan poging tot doodslag. De feiten vonden plaats op 24 januari 2020 in Apeldoorn, waar de verdachte het slachtoffer met een mes in de buik heeft gestoken. Het hof oordeelde dat er geen sprake was van noodweer en dat de verdachte zich bewust was van de aanmerkelijke kans dat zijn handelen dodelijk kon zijn. De advocaat-generaal had een gevangenisstraf van twee jaar geëist, rekening houdend met de verminderde toerekeningsvatbaarheid van de verdachte. Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van twee jaar, zonder bijzondere voorwaarden, gezien de ernst van het feit en de verblijfsstatus van de verdachte. De tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde straf werd ook gelast.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-003730-20
Uitspraak d.d.: 28 juni 2022
TEGENSPRAAK
Arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, van 9 oktober 2020 met parketnummer 05-022769-20 en de van dat vonnis deel uitmakende beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging, parketnummer 05-218165-19, in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) op [geboortedag] 1984,
zonder vaste woon- of verblijfplaats hier te lande.

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 14 juni 2022 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd. Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen namens verdachte door zijn raadsman, mr. V.P.J. Tuma, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

Verdachte is bij vonnis van 9 oktober 2020 door de meervoudige kamer in de rechtbank Gelderland veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden, met aftrek van het voorarrest, wegens – kort gezegd – een poging zware mishandeling. Daarnaast is de tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde gevangenisstraf van twee weken gelast.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere bewijsbeslissing komt en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
primair
hij op of omstreeks 24 januari 2020 te Apeldoorn, althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, -meermalen, althans eenmaal, met een mes, althans een scherp/puntig voorwerp, in de rug, in elk geval in het lichaam van die [slachtoffer] heeft gestoken en/of gesneden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair
hij op of omstreeks 24 januari 2020 te Apeldoorn, althans in Nederland, aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een steekwond in de rug, althans in het lichaam van die [slachtoffer] , heeft toegebracht door: -meermalen, althans eenmaal, met een mes, althans een scherp/puntig voorwerp, in de rug, in elk geval in het lichaam van die [slachtoffer] te steken en/of snijden;
meer subsidiair
hij op of omstreeks 24 januari 2020 te Apeldoorn, althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen: -meermalen, althans eenmaal, met een mes, althans een scherp/puntig voorwerp, in de rug, in elk geval in het lichaam van die [slachtoffer] heeft gestoken en/of gesneden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meest subsidiair
hij op of omstreeks 24 januari 2020 te Apeldoorn, althans in Nederland, [slachtoffer] heeft mishandeld, door: -meermalen, althans eenmaal, met een mes, althans een scherp/puntig voorwerp, in de rug. in elk geval in het lichaam van die [slachtoffer] te steken en/ofsnijden
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Overweging met betrekking tot het bewijs [1]
Standpunt advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte veroordeeld dient te worden voor een poging tot doodslag. Hij heeft hiertoe – kort en zakelijk weergegeven – het volgende aangevoerd. Verdachte heeft het slachtoffer in de buik gestoken, dit levert potentieel dodelijk letsel op. Verdachte heeft zelf verklaard dat het mes ongeveer 20 centimeter was. In dat geval zal het lemmet zeker 10 centimeter zijn. Het hemoglobinegehalte van het slachtoffer is met twee punten gedaald, dit duidt op substantieel inwendig bloedverlies. In de buikholte zat vocht. Het mes is dus in de buikholte gekomen. Dit zegt voldoende over de diepte van de wond en de kracht waarmee is gestoken.
Standpunt verdediging
De raadsman heeft bepleit dat verdachte vrijgesproken dient te worden van het primair, subsidiair en meer subsidiair ten laste gelegde. Hij heeft hiertoe – kort en zakelijk weergegeven – aangevoerd dat er, behalve de verklaring van verdachte, niets bekend is over het wapen. Bovendien kan er niet vanuit gegaan worden dat een mes van 20 centimeter, per definitie een lemmet van 10 centimeter heeft. In de letselrapportage staat dat er geen gegevens zijn over de diepte en de breedte van de wond. De kracht waarmee is gestoken kan niet gekoppeld worden aan een daling van het hemoglobinegehalte. Er ontbreken cruciale gegevens. Het (voorwaardelijk) opzet van verdachte op de dood of op zwaar lichamelijk letsel kan ook niet worden aangenomen. Bovendien is er geen sprake van zwaar letsel nu uit het dossier blijkt dat er binnen drie tot vier weken zicht was op volledig herstel.
Oordeel hof
Het hof is van oordeel dat het door verdachte gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van het tenlastegelegde wordt weersproken door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen.
Het hof overweegt daarbij in het bijzonder als volgt. Het hof sluit zich aan bij een deel van de overwegingen en bewijsmiddelen die de rechtbank in het vonnis heeft gebezigd en neemt deze hieronder
cursiefover. De delen die door het hof zijn aangevuld worden niet cursief weergegeven:
“Op 24 januari 2020 omstreeks 19:50 uur was de politie in verband met de melding van een
steekpartij in de woning aan de [adres] in Apeldoorn. In de gang van de woning lag bloed op de grond. [slachtoffer] zat met een ontbloot lichaam in de keuken en had een steekwond. [slachtoffer] vertelde dat hij de deur open deed, waarna er ruzie ontstond en hij werd gestoken met een mes. De eveneens aanwezige getuige [getuige 1] liet de politie op zijn telefoon een foto zien van de man die had gestoken. De man werd herkend als de ambtshave bekende verdachte, [verdachte] . [2]
Verdachte heeft verklaard dat hij een geschil had met het slachtoffer. Hij is die avond naar de woning van het slachtoffer gegaan en het slachtoffer deed open. Hij had toen een petje op dat hij daar is verloren. Verdachte heeft verklaard dat hij met een mes twee zwaaiende
bewegingen heeft gemaakt. [3] Over het mes verklaart hij dat het een soort slagersmes was van in totaal ongeveer 20 centimeter. [4]
Getuige [getuige 2] heeft verklaard dat zij zich op 24 januari 2020 omstreeks 19:45 uur in
haar woning bevond, gelegen tegenover perceel [adres] (het hof begrijpt: de plaats
delict). Zij zag een negroïde man voor [adres] staan met een fiets in zijn handen. Ze zag
dat de man met zijn fiets een aantal malen tegen het raam sloeg aan de voorzijde van de
woning, de fiets vervolgens van zich af gooide en naar de deur liep. Het leek alsof hij
agressief en opgefokt was. Ze zag dat de deur geopend werd en dat de man direct zijn voet
tussen de deur zette. Er volgde een gesprek van ongeveer 20 seconden. Ze kon niets horen
maar ze zag aan de lichaamstaal dat er sprake was van een conflict. De man ging hierna naar binnen en kwam na ongeveer 20 seconden weer naar buiten. [5]
Getuige [getuige 3] heeft verklaard dat hij zag dat een man met een donkere huidskleur op een
fiets bij het pand op [adres] stopte. Hij zag dat de man de fiets aan de voorzijde van het
pand tegen de ruit gooide en dat hij naar de deur liep en hier tegenaan sloeg en trapte. Ook
hoorde hij de man schreeuwen. Toen de deur geopend werd, zette de man zijn voet tussen de
deur. Hij zag dat de man vervolgens naar binnen ging. Hij zag dat de deur een aantal keer
heen en weer ging en dat de man kort daarna weer naar buiten kwam. [6]
Getuige [getuige 1] bevond zich in het pand op [adres] . Hij hoorde een hard geluid en hoorde
“hij heeft een mes, hij heeft een mes”. Toen hij ging kijken, zag hijmedebewoner [slachtoffer] staan en de zwarte man die altijd een petje draagt en die vaker in
het huis komt, bij de deur staan. Hij hoorde geschreeuw en zag dat de zwarte man op de vlucht sloeg. Daarna zag hij bloed bij [slachtoffer] . [7]
Het letsel van het slachtoffer is beoordeeld en geïnterpreteerd door een forensisch arts. Bij
het lichamelijk onderzoek door de behandelend chirurg in het ziekenhuis had het slachtoffer
een wond in de linker flank met een flinke bloeduitstorting net onder de ribbenboog. Blijkens het CT-onderzoek was er sprake van een steekverwonding links met vrij vocht in de buikholte. De wond is in het ziekenhuis gehecht. Het slachtoffer is op 14 februari 2020
poliklinisch gecontroleerd. Er waren toen nog geringe klachten. De hechtingen zijn toen
verwijderd. De te verwachten genezingsduur werd geschat op drie tot vier weken, met
achterblijven van een litteken op de plaats van de huidverwonding. In het forensisch geneeskundig letselverslag staat onder meer beschreven dat bij het steken in de buik het risico bestaat op letsel aan inwendige buikorganen en letsel aan grotere en kleinere bloedvaten (waaronder slagaders) met kans op groot bloedverlies en verbloeding.” [8]
In het hiervoor genoemde forensisch geneeskundig letselverslag is tevens opgenomen dat het steken in de buik potentieel dodelijk is. En voorts dat het verschil tussen een snijverwonding en een steekverwonding is dat een snijverwonding breder is dan de diepte van de wond. Bij een steekverwonding is dit omgekeerd. [9]
Het hof maakt uit de bewijsmiddelen op dat verdachte op 24 januari 2020 op de [adres]
in Apeldoorn is geweest. Gelet op de twee onafhankelijke getuigenverklaringen die elkaar ondersteunen, stelt het hof vast dat verdachte opgefokt ter plaatse kwam en kort in de woning is geweest. Gelet op de verklaring van verdachte dat hij tweemaal een zwaaiende beweging heeft gemaakt met een mes en het proces-verbaal van bevindingen waaruit blijkt dat het slachtoffer een steekverwonding heeft opgelopen, is het hof van oordeel dat het verdachte was die het slachtoffer in de buik heeft gestoken met een mes.
Het hof moet vervolgens de vraag beantwoorden hoe dit handelen van verdachte moet
worden gekwalificeerd.
Naar het oordeel van het hof kan op basis van de verklaringen van verdachte en de overige bewijsmiddelen niet volgen dat verdachte vol opzet op de dood van het slachtoffer dan wel op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel heeft gehad. Het hof zal daarom moeten beoordelen of er bij verdachte sprake is geweest van voorwaardelijk opzet.
Het hof stelt voorop dat voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg aanwezig is indien de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat dit gevolg zal intreden.
De beantwoording van de vraag of een gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Daarbij komt betekenis toe aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Het zal in alle gevallen moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten.
Verdachte heeft met een mes van, naar eigen zeggen, in totaal 20 centimeter lang in de buikstreek van het slachtoffer gestoken, terwijl zich daar organen en grote bloedvaten bevinden. Een steekwond in de buikholte is potentieel dodelijk. Het hof is van oordeel dat die gedraging van verdachte onder de genoemde omstandigheden naar zijn uiterlijke verschijningsvorm kan worden aangemerkt als zozeer op de dood gericht te zijn dat het, behoudens aanwijzingen voor het tegendeel, niet anders kan zijn geweest dan dat verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans op dat gevolg heeft aanvaard. Van aanwijzingen voor het tegendeel is het hof niet gebleken.
Het hof overweegt aanvullend dat de omstandigheid dat het uiteindelijke letsel relatief beperkt is gebleven niet in de weg staat aan het aannemen van voorwaardelijk opzet. Het gaat bij de beoordeling van de vraag of sprake was van voorwaardelijk opzet immers niet zozeer om het uiteindelijk concreet toegebrachte letsel maar om de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder die is verricht.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot doodslag op aangever, door hem met een mes in de buikstreek te steken.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
primair
hij op
of omstreeks24 januari 2020 te Apeldoorn
, althans in Nederland,ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven,
-meermalen, althans eenmaal,met een mes
, althans een scherp/puntig voorwerp,in
de rug, in elk geval inhet lichaam van die [slachtoffer] heeft gestoken
en/of gesneden,terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het primair bewezenverklaarde levert op:
poging tot doodslag.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Strafbaarheid van het feit

Standpunt verdediging
Er was sprake van een noodweersituatie waar verdachte zich tegen mocht verdedigen.
Verdachte was een aantal keer bedreigd door het slachtoffer waardoor hij bang was voor
hem. Verdachte is naar de woning van het slachtoffer toegegaan om het conflict uit te praten. Daar is hij aangevallen door het slachtoffer. Verdachte voelde zich daardoor genoodzaakt om zich te verdedigen door tweemaal een zwaaiende beweging te maken met een mes.
Standpunt advocaat-generaal
Het is niet aannemelijk geworden dat er sprake was van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding waartegen verdachte zich mocht verdedigen.
Oordeel hof
De vraag die het hof moet beantwoorden is of er op enig moment een situatie is geweest
waarin verdachte zichzelf tegen een wederrechtelijke aanval heeft mogen verdedigen, en
vervolgens of hij bij die verdediging mogelijk te ver is gegaan.
Verdachte heeft verklaard dat hij naar de woning van het slachtoffer is gegaan. Het slachtoffer deed open en begon hem te beschuldigen en te slaan. Er kwamen andere mensen bij die hem ook sloegen. Hij probeerde zich te verdedigen door zijn armen voor zijn gezicht te houden. Hij is minutenlang binnen geweest. Hij is gaan zitten en voelde toen dat er tegen hem werd getrapt. Hij vond een mes op de grond en heeft daarmee twee zwaaiende bewegingen gemaakt.
Het hof overweegt als volgt. Uit de hiervoor besproken getuigenverklaringen van [getuige 2] en [getuige 3] volgt dat verdachte in agressieve, opgefokte toestand de woning is binnengegaan en dat hij slechts zeer korte tijd binnen geweest. Verdachte is de enige die stelt dat hij langere tijd is binnen geweest en dat hij daar is aangevallen. Zijn verklaring vindt ook geen
steun in de verklaring van getuige [getuige 1] . Ook de stelling van verdachte dat sprake is geweest van zwaaiende bewegingen vindt geen steun in het letselverslag, nu daarin juist wordt gesproken van een steekwond in plaats van een snijwond. Dat er sprake was van een ogenblikkelijk wederrechtelijke aanranding waartegen verdachte zich mocht verdedigen is dan ook niet aannemelijk geworden.
Het hof verwerpt het beroep op noodweer en acht het feit strafbaar.

Oplegging van straf en/of maatregel

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat verdachte voor het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twee jaren, met aftrek van het voorarrest. De advocaat-generaal heeft bij de eis rekening gehouden met de verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte.
De raadsman heeft (meer) subsidiair aangevoerd - in geval verdachte niet wordt vrijgesproken - dat in ieder geval geen straf hoger dan het voorarrest opgelegd dient te worden.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen en ziet daarin redenen om verdachte te veroordelen tot een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging doodslag door het slachtoffer op te zoeken en hem met een mes in de buikstreek te steken. Dat het letsel niet erger is dan het nu was, is niet aan het handelen van verdachte te danken. Het had in potentie dodelijk af kunnen lopen. Verdachte heeft zich hiermee schuldig gemaakt aan een zodanig ernstig strafbaar feit dat oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend en geboden is.
Bij de bepaling van de strafmaat houdt het hof rekening met de straffen die in vergelijkbare zaken zijn opgelegd. Het hof houdt ook rekening met het meest recente Uittreksel Justitiële Documentatie betreffende verdachte waaruit blijkt dat hij niet eerder voor een soortgelijk delict veroordeeld is.
Uit het Pro Justitia-rapport van 10 maart 2020 blijkt het volgende. Bij verdachte is naast de licht verstandelijke beperking ook sprake van een andere gespecificeerde persoonlijkheidsstoornis met antisociale trekken en een stoornis in cannabisgebruik. Daarnaast is sprake van een ongespecificeerde schizofreniespectrum- of andere psychotische stoornis, maar deze is volledig in remissie. De beperkte copingvaardigheden, gebrekkige emotieregulatiemechanismen en de gebrekkige impulscontrole voortkomend uit de licht verstandelijke beperking en de andere gespecificeerde persoonlijkheidsstoornis met antisociale trekken hebben enigszins doorgewerkt in de gedragskeuzes van betrokkene ten aanzien van het feit. Geadviseerd wordt om verdachte het feit daarom verminderd toe te rekenen. De kans op herhaling van gewelddadig gedrag wordt ingeschat als matig.
Gelet op dit advies gaat het hof uit van de verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte. Dit wordt meegewogen bij het bepalen van de straf.
Het hof overweegt voorts dat de verblijfsvergunning van verdachte is ingetrokken.
Alles afwegende is het hof van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 2 jaren, met aftrek van het voorarrest, passend en geboden is. Het hof ziet – gelet op de verblijfsstatus van verdachte – geen ruimte voor een voorwaardelijk strafdeel en het stellen van bijzondere voorwaarden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

Vordering tenuitvoerlegging

Het openbaar ministerie heeft de tenuitvoerlegging gevorderd van de bij vonnis van de rechtbank Gelderland van 5 december 2019 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee weken, parketnummer 05-218165-19. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Daarom zal de tenuitvoerlegging van die voorwaardelijk opgelegde straf worden gelast.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 45, 63 en 287 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het primair bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) jaren.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de rechtbank Gelderland van 5 december 2019, parketnummer 05-218165-19, te weten van:
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) weken.
Aldus gewezen door
mr. R.W. van Zuijlen, voorzitter,
mr. M.J.C. Dijkstra en mr. J.S. van Duurling, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. S.H. Diepeveen, griffier,
en op 28 juni 2022 ter openbare terechtzitting uitgesproken.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant] van de politie Oost Nederland, district Noord- en Oost-Gelderland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2020038542, gesloten op 19 maart 2020 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.De processen-verbaal van bevindingen, p. 68 e.v. en p. 71.
3.De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting in eerste aanleg van 25 september 2020.
4.Het proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 34
5.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] , p. 133.
6.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 3] , p. 135.
7.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] , p. 139-140.
8.Het forensisch geneeskundig letselverslag, p. 3.
9.Het forensisch geneeskundig letselverslag, p. 3.