In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de Inspecteur van de Belastingdienst tegen een uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland, waarin een naheffingsaanslag in de belasting van personenauto’s en motorrijwielen (BPM) voor een Ferrari is opgelegd. De belanghebbende, eigenaar van de Ferrari, heeft een naheffingsaanslag van € 41.572 ontvangen, waarbij ook belastingrente en een verzuimboete zijn opgelegd. De rechtbank heeft het beroep van de belanghebbende gegrond verklaard en de naheffingsaanslag verminderd tot € 10.324. De Inspecteur heeft hiertegen hoger beroep ingesteld, terwijl de belanghebbende incidenteel hoger beroep heeft ingesteld.
Tijdens de zitting op 14 juli 2022 is de zaak behandeld. De belanghebbende stelt dat de Ferrari als gebruikt moet worden aangemerkt, omdat deze een kilometerstand van 510 heeft. De Inspecteur betwist dit en stelt dat de auto niet of nauwelijks op de weg is gebruikt, aangezien deze in Italië is geregistreerd en pas op 4 mei 2017 in Nederland is geregistreerd. Het Hof oordeelt dat de Inspecteur de auto terecht als nieuw heeft aangemerkt, omdat de belanghebbende niet heeft aangetoond dat de auto daadwerkelijk in het buitenland op de weg is gebruikt.
Daarnaast is er een geschil over de belastingrente. De belanghebbende stelt dat de Inspecteur de algemene beginselen van behoorlijk bestuur heeft geschonden, maar het Hof oordeelt dat de Inspecteur niet verplicht is om binnen een bepaalde termijn de naheffingsaanslag op te leggen. Het Hof verklaart het hoger beroep van de Inspecteur gegrond en het incidentele hoger beroep ongegrond, en bevestigt de uitspraken van de Inspecteur.