Uitspraak
Autoschade Zutphen B.V.,
in eerste aanleg: verweerster, verzoekster in het (voorwaardelijk) tegenverzoek,
1.1. Het geding in eerste aanleg
2.2. Het geding in hoger beroep
- de brief van de raadsman van ASZ van 15 oktober 2021 met producties 14 en 15;
3.De feiten
Ik ben sinds augustus 2017 of 2018 werkzaam voor Autoschade Zutphen. (...) Mijn
4.De verzoeken aan de kantonrechter en de beoordeling daarvan
€ 60.943,62 bruto;
VII. de gefixeerde schadevergoeding ter grootte van € 2.539,32 bruto;
VIII. de transitievergoeding ter grootte van € 1.930,66 bruto;
IX. de wettelijke rente over de vergoedingen onder VI, VII en VIII vanaf het tijdstip van opeisbaarheid tot aan de dag der algehele voldoening;
5.De beoordeling in hoger beroep
U vraagt of ik contant geld uit de kluis heb gepakt. Ja, ik heb dit jaar ook geld uit de kluis gepakt. Ik pakte het geld in overleg met [naam1] . Ja, altijd in overleg met [naam1] . U vraagt of ik een schatting wil geven hoeveel geld ik in overleg met [naam1] mocht pakken. Dat vind ik een hele lastige. Dat weet ik zo niet. U vraagt hoe vaak ik geld heb weggenomen. Dat is ook een hele lastige. U vraagt nogmaals hoeveel geld ik uit de kluis voor mijzelf heb gepakt. Ik heb zelf denk ik € 600,- tot € 800,- dit jaar voor mijzelf uit de kluis gepakt. (…) Wanneer ik voor het laatste geld voor mijzelf uit de kluis heb gepakt? Van de week heb ik nog geld voor mijzelf heb gepakt. Nee, dat was vorige week (...) Dat was € 50,-. Ja. ik had dit overlegd met [naam1] . Ik overleg altijd met [naam1] . Waar ik het geld voor heb gebruikt? Ik heb een pakketje op de post gedaan en de rest van het geld gebruikt voor privédoeleinden. Ja, dat was een privé pakketje. U vraagt wat ik met het overige geld heb gedaan dat ik heb meegenomen uit de kluis? Opgegaan aan privédoeleinden. (...)”.
Dringende redenen zullen onder andere aanwezig geacht kunnen worden: (….) d. wanneer hij(de werknemer, hof)
zich schuldig maakt aan diefstal, verduistering, bedrog of andere misdrijven, waardoor hij het vertrouwen van de werkgever onwaardig wordt; (…)”. Dat hier van diefstal/verduistering althans het wederrechtelijk toe-eigenen van gelden van de werkgever sprake was, staat vast. [verweerster] heeft dit in haar voormelde verklaring zelf ook erkend.
“
Periode 1
De transitievergoeding is niet verschuldigd indien het eindigen of niet voortzetten van de arbeidsovereenkomst:
Wat betreft de vraag over een dringende reden in combinatie met geen verwijtbaarheid van de werknemer en het wel/niet verschuldigd zijn van de transitievergoeding, luidt het antwoord dat in die situatie uiteraard een transitievergoeding verschuldigd is.”. Uit het voorgaande volgt dat niet is uitgesloten dat een werknemer die rechtsgeldig op staande voet is ontslagen, recht heeft op een transitievergoeding.
of zoals in dit geval, van een ontslag op staande voet. Uit de wetsgeschiedenis volgt dat dit zich slechts zal voordoen in uitzonderlijke gevallen, bijvoorbeeld als een werkgever grovelijk de verplichtingen niet nakomt die voortvloeien uit de arbeidsovereenkomst en er als gevolg daarvan een verstoorde arbeidsverhouding ontstaat of als een werkgever een valse grond voor ontslag aanvoert met als enig oogmerk een onwerkbare situatie te creëren (zie: Kamerstukken II, 2013-2014, 33 818, nr. 3, pag. 34). De regering heeft benadrukt dat het criterium “ernstig verwijtbaar handelen of nalaten” door de rechter met terughoudendheid moet worden toegepast. In de parlementaire geschiedenis is een aantal (niet limitatieve) voorbeelden van ernstig verwijtbaar handelen van de werkgever gegeven. Uit deze voorbeelden en enkele andere passages uit de parlementaire geschiedenis blijkt dat bij ernstig verwijtbaar handelen sprake moet zijn van uitzonderlijke situaties. Het moet gaan om duidelijke en uitzonderlijke gevallen van onrechtmatige gedragingen, die te kwalificeren zijn als duidelijk strijdig met goed werkgeverschap en op één lijn te stellen zijn met de gegeven voorbeelden. De gemene deler van deze gedragingen/voorbeelden is dat de werkgever zich bewust is dan wel behoort te zijn van het de arbeidsrelatie van partijen verstorende karakter van zijn handelen. Voorts kan er reden zijn voor ernstige verwijtbaarheid als sprake is van escalatie door de opstelling van de werkgever. Bij de beoordeling van het verzoek moeten