In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 28 april 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep van [X] B.V. tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland. De zaak betreft de belasting van personenauto’s en motorrijwielen (bpm) en de vraag of de kentekengegevens van de auto’s als op de zaak betrekking hebbende stukken moeten worden aangemerkt. Belanghebbende heeft op aangifte bpm afgedragen voor drie gebruikte personenauto’s, maar de Inspecteur heeft het bezwaar ongegrond verklaard. De rechtbank Gelderland heeft het beroep van belanghebbende ongegrond verklaard, waarna belanghebbende hoger beroep heeft ingesteld.
Tijdens de zitting op 9 april 2021 is belanghebbende vertegenwoordigd door haar gemachtigde, bijgestaan door een collega, terwijl de Inspecteur ook vertegenwoordigd was. De rechtbank had eerder een nader stuk van belanghebbende, een pleitnota van 21 pagina’s, buiten beschouwing gelaten omdat deze te laat was ingediend. Het Hof heeft geoordeeld dat de rechtbank dit terecht heeft gedaan, omdat de indiening niet binnen de termijn van tien dagen voor de zitting was gebeurd.
Het Hof heeft verder geoordeeld dat de heffing van griffierechten door zowel de rechtbank als het Hof niet in strijd is met het Unierecht, en dat de bedragen geen onoverkomelijk obstakel vormen voor de toegang tot de rechter. De stellingen van belanghebbende over extra leeftijdskorting en de heffingsmodaliteiten zijn eveneens verworpen. Het Hof heeft de uitspraak van de rechtbank bevestigd en geen aanleiding gezien voor vergoeding van griffierechten of proceskosten.