In deze zaak gaat het om het hoger beroep van [X] b.v. tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland, waarin de heffingsambtenaar van de gemeente Hattem de waarde van een kinderdagverblijf heeft vastgesteld op € 454.000 op basis van de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ). De rechtbank heeft het beroep van belanghebbende ongegrond verklaard, waarna belanghebbende in hoger beroep is gegaan. Tijdens de zitting op 19 september 2019 zijn de gemachtigde van belanghebbende en de taxateur van de heffingsambtenaar gehoord.
Belanghebbende betwist de vastgestelde waarde en stelt dat de heffingsambtenaar niet alle op de zaak betrekking hebbende stukken heeft overgelegd, waaronder het taxatieverslag en het hoorverslag. Het Hof oordeelt dat de heffingsambtenaar artikel 8:42 van de Algemene wet bestuursrecht heeft geschonden door deze stukken niet te overleggen, maar verbindt hieraan geen gevolgen omdat belanghebbende reeds over deze stukken beschikte. Het Hof concludeert dat de heffingsambtenaar de waarde van de onroerende zaak niet te hoog heeft vastgesteld en dat de argumenten van belanghebbende niet voldoende onderbouwd zijn.
Het Hof bevestigt de uitspraak van de rechtbank en verklaart het hoger beroep ongegrond. De proceskosten worden niet toegewezen aan belanghebbende. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 22 oktober 2019.