In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 30 oktober 2018 uitspraak gedaan in het hoger beroep van Stichting [X] tegen de mondelinge uitspraak van de rechtbank Gelderland. De zaak betreft de waardevaststelling van een onroerende zaak, gelegen aan de [a-straat] 5 te [A], door de heffingsambtenaar van de gemeente Berg en Dal. De heffingsambtenaar had de waarde van de onroerende zaak vastgesteld op € 777.000 per waardepeildatum 1 januari 2015, wat leidde tot een aanslag onroerende-zaakbelasting voor het jaar 2016. De rechtbank Gelderland had het beroep van belanghebbende ongegrond verklaard, waarna belanghebbende hoger beroep instelde.
Tijdens de zitting op 25 september 2018 heeft belanghebbende, die deel uitmaakt van de kinderopvangorganisatie KION, betoogd dat de waarde te hoog is vastgesteld en dat er rekening gehouden moet worden met functionele en economische veroudering van de onroerende zaak. De heffingsambtenaar daarentegen stelde dat de waarde correct was vastgesteld op basis van de Taxatiewijzer Overheidsgebouwen en dat er geen sprake was van onderbezetting.
Het Hof heeft geoordeeld dat de heffingsambtenaar aannemelijk heeft gemaakt dat de vastgestelde waarde niet te hoog is. Het Hof heeft daarbij de relevante wetgeving en jurisprudentie, waaronder het Ahoy-arrest, in overweging genomen. Het Hof concludeert dat de heffingsambtenaar voldoende rekening heeft gehouden met de omstandigheden van de onroerende zaak en dat de waarde in het economische verkeer correct is vastgesteld. Het hoger beroep is ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank is bevestigd.