Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
in eerste aanleg: eiseres,
in eerste aanleg: gedaagde,
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
- het pleidooi van 26 september 2018, waarbij mr. J.M.K.P. Cornegoor, namens Dexia en mr. Maliepaard, namens [geïntimeerde] , hebben gepleit overeenkomstig hun pleitaantekeningen; de griffier heeft aantekeningen gemaakt van hetgeen ter zitting is besproken.
3.De vaststaande feiten
€ 229,15 aan [geïntimeerde] is uitbetaald.
4.Het geschil en de beslissing in eerste aanleg
5.De motivering van de beslissing in hoger beroep
- advisering door tussenpersoon;
- het hanteren van onjuiste afrekenkoersen;
- vergoeding van de (fictieve) restschuld;
- buitengerechtelijke kosten.
5.18 Het hof stelt vast dat [geïntimeerde] niet toelicht welke vordering voor hem uit deze kwestie zou kunnen voortvloeien. Hij heeft weliswaar in algemene zin uitgelegd hoe de gang van zaken was, maar hij heeft niet uitgewerkt om welke bedragen het daarbij in zijn geval zou kunnen gaan. Aangezien de opslag in ieder geval niet meer kan bedragen dan het verschil tussen de gemiddelde aankoopwaarde en de maximumkoers op die dag, ligt, mede gelet op het aantal aandelen waar het hier om gaat, niet in de rede dat het daarbij zou kunnen gaan om substantiële bedragen. Het lag op de weg van [geïntimeerde] om zijn mogelijke vordering, in het kader van zijn verweer in de onderhavige procedure, nader te concretiseren en cijfermatig te onderbouwen. [geïntimeerde] heeft op dit punt onvoldoende gesteld om te kunnen oordelen dat hij (mogelijk) nog een vordering heeft op Dexia.
vergoeding van de (fictieve) restschuld5.19 In de conclusie van antwoord onder 129 e.v. heeft [geïntimeerde] aangevoerd dat Dexia ten onrechte heeft gesteld dat [geïntimeerde] bij toepassing van het hofmodel niet in aanmerking komt voor een vergoeding van de geleden schade bestaande uit de restschuld, aangezien de overeenkomst volgens Dexia met een positief resultaat is geëindigd en derhalve geen sprake is van een restschuld. Dexia heeft ook betoogd dat [geïntimeerde] geen aanspraak kan maken op een restschuld nu hij de aandelen heeft overgenomen van Dexia.
€ 5.389,81 bedroeg en dat bij de beëindiging van de overeenkomst sprake was van een negatief koersresultaat van € 1.769,05. Dit betekent dat de aandelen op het moment van de beëindiging van de overeenkomst € 1.769,05 minder waard waren dan bij het aangaan van de overeenkomst en dus nog een waarde vertegenwoordigden van € 3.620,76. Uit de eindafrekening van Dexia blijkt dat [geïntimeerde] op het moment van de beëindiging van de overeenkomst contractueel nog een bedrag van € 3.852,85 aan Dexia verschuldigd was, ter zake van het restant van de hoofdsom van € 3.785,36 en een achterstallige post van € 67,49. [geïntimeerde] heeft de aandelen na beëindiging van Dexia overgenomen en heeft op voorhand
€ 3.852,85) in mindering worden gebracht, blijkt dat, zoals door [geïntimeerde] is gesteld, er een restschuld van € 232,09 resteert. Dexia is op grond van het hofmodel gehouden twee derde van deze restschuld te vergoeden, zijnde een bedrag van € 154,73. Dat [geïntimeerde] de aandelen heeft overgenomen maakt dit niet anders. Evenmin hoeft rekening te worden gehouden met latere wisselingen van de koers van de aandelen nadat deze waren overgenomen, als het gaat om de vergoeding van de restschuld aan [geïntimeerde] door Dexia.
beleggingstechnische gebreken5.25 [geïntimeerde] heeft in eerste aanleg aangevoerd dat de door hem afgesloten overeenkomst beleggingstechnische gebreken bevat en dat dit tot een andere schadeverdeling moet leiden waarbij ook de verloren gegane inleg voor vergoeding in aanmerking komt. [geïntimeerde] stelt dat Dexia hem uitdrukkelijk had moeten waarschuwen en/of had moeten voorlichten over specifieke risico’s. [geïntimeerde] heeft aangevoerd dat Dexia hiertoe verplicht was op grond van de NR 1995 en NR 1999. Op Dexia rustte volgens [geïntimeerde] , zowel uit hoofde van artikel 33 NR 99, als op grond van haar bijzondere zorgplicht, de verplichting om de afnemers uitdrukkelijk te waarschuwen voor de specifieke risico’s. [geïntimeerde] heeft gesteld dat hij niet bekend verondersteld mocht worden met de extra risico’s van de overeenkomst en dat hij evenmin door lezing van de overeenkomst bekend mocht worden verondersteld met de specifieke door [geïntimeerde] genoemde beleggingstechnische gebreken. [geïntimeerde] verwijst voor de risico’s naar een rapport van prof. M. Damm, een rapport van dr. A. Plantinga alsmede naar een opinie van prof. dr. J. Koelewijn. [geïntimeerde] heeft aangevoerd dat de door de deskundige gesignaleerde risico’s als volgt kunnen worden samengevat.
A. Het risico op een koersdaling of een crash en het verhoogde risico hierop;
B. De onmogelijkheid om verliezen te beperken;
C. Geen of nauwelijks kans op een positief rendement;
D. Onvoldoende spreiding.
6.De slotsom
€ 718,-