ECLI:NL:HR:2016:2828

Hoge Raad

Datum uitspraak
9 december 2016
Publicatiedatum
8 december 2016
Zaaknummer
16/02744
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over effectenleaseovereenkomst en hardheidsclausule

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 9 december 2016 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende een effectenleaseovereenkomst. De eisers, [eiser 1] en [eiser 2], hebben beroep in cassatie ingesteld tegen de arresten van het gerechtshof Amsterdam. De zaak betreft de vraag of Dexia, de partij die de effectenleaseovereenkomst heeft uitgevoerd, daadwerkelijk aandelen voor de cliënten heeft aangekocht en of er een beroep kan worden gedaan op de hardheidsclausule. De Hoge Raad verwijst naar eerdere vonnissen en arresten die relevant zijn voor de beoordeling van de zaak. De advocaat van de eisers, mr. L.C.M. Jurgens, heeft de zaak mondeling toegelicht, terwijl de Advocaat-Generaal M.H. Wissink heeft geconcludeerd tot verwerping van het cassatieberoep. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de klachten in de middelen niet tot cassatie kunnen leiden, omdat deze niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft het beroep verworpen en de eisers in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld, begroot op een totaal van € 4.878,34.

Uitspraak

9 december 2016
Eerste Kamer
16/02744
EE
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
1. [eiser 1] ,
wonende te [woonplaats] ,
2. [eiser 2] ,
wonende te [woonplaats] ,
EISERS tot cassatie,
advocaat: aanvankelijk mr. H.L. van Lookeren Campagne, thans mr. K. Aantjes,
t e g e n
ASSET REFINANCE COMPANY B.V.,
gevestigd te Curaçao,
VERWEERSTER in cassatie,
advocaat: mr. J. de Bie Leuveling Tjeenk.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiser] c.s. en ARC B.V.

1.Het geding in feitelijke instanties

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de vonnissen in de zaak 1185907 DX EXPL 10-234 van de rechtbank Amsterdam van 5 januari 2011, 16 maart 2011, 17 augustus 2011 en 23 mei 2012, verbeterd op 15 augustus 2012;
b. de arresten in de zaak 200.115.738/01 van het gerechtshof Amsterdam van 23 september 2014, 27 januari 2015, 30 juni 2015 en 9 februari 2016.
De arresten van het hof zijn aan dit arrest gehecht.

2.Het geding in cassatie

Tegen de arresten van het hof hebben [eiser] c.s. beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
ARC c.s. hebben geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen mondeling toegelicht, namens [eiser] c.s. door mr. L.C.M. Jurgens.
De conclusie van de Advocaat-Generaal M.H. Wissink strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
De advocaat van [eiser] c.s. heeft bij brief van 2 december 2016 op die conclusie gereageerd.

3.Beoordeling van de middelen

De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiser] c.s. in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van ARC B.V. begroot op € 2.678,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de vice-president E.J. Numann als voorzitter en de raadsheren C.A. Streefkerk, G. Snijders, G. de Groot en T.H. Tanja-van den Broek, en in het openbaar uitgesproken door de vice-president E.J. Numann op
9 december 2016.