Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM - LEEUWARDEN
inspecteurvan de
Belastingdienst/Kantoor Amsterdam(hierna: de Inspecteur)
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 23 oktober 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep over navorderingsaanslagen inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (IB/PVV) en vermogensbelasting (VB) die aan belanghebbende zijn opgelegd. De navorderingsaanslagen waren het gevolg van verzwegen buitenlandse banktegoeden. Belanghebbende had in de jaren 1993 tot en met 1997 geen aangifte gedaan van zijn buitenlandse bankrekeningen bij [B-bank] in Duitsland, ondanks dat hij daartoe was uitgenodigd. De Inspecteur had op basis van informatie van de Duitse autoriteiten navorderingsaanslagen opgelegd, waarbij ook boetes van 100% van de nagevorderde belasting waren opgelegd. Na bezwaar zijn deze boetes verminderd tot 40%.
Het Hof oordeelde dat de Inspecteur bevoegd was om de tweede reeks navorderingsaanslagen op te leggen, omdat belanghebbende te kwader trouw was door opzettelijk informatie over zijn buitenlandse bankrekeningen achter te houden. Het Hof concludeerde dat belanghebbende zich bewust was van de kans dat zijn aangiften onjuist waren en dat hij de informatie niet had verstrekt, ondanks verzoeken van de Inspecteur. Het Hof bevestigde de uitspraak van de Rechtbank en wees het verzoek om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn toe, waarbij belanghebbende recht had op een schadevergoeding van € 2.500. De kosten van de procedure werden verdeeld tussen de Inspecteur en de Staat.