ECLI:NL:HR:2003:AE8092
Hoge Raad
- Cassatie
- G.J. Zuurmond
- F.W.G.M. van Brunschot
- P. Lourens
- C.B. Bavinck
- J.W. van den Berge
- Rechtspraak.nl
Cassatie over navorderingsaanslag inkomstenbelasting en schadevergoeding
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van belanghebbende X tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Arnhem van 2 juli 2001, betreffende een navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 1993. Aan belanghebbende was een aanslag opgelegd naar een belastbaar inkomen van ƒ 11.951, gevolgd door een navorderingsaanslag naar ƒ 57.337, met een verhoging van 100 procent van de nagevorderde belasting. Deze verhoging werd door de Inspecteur tot 50 procent kwijtgescholden. Na bezwaar tegen de navorderingsaanslag en het kwijtscheldingsbesluit, werd de uitspraak van de Inspecteur gehandhaafd. Belanghebbende ging in beroep bij het Hof, dat het beroep ongegrond verklaarde. Hierop volgde het cassatieberoep.
De Hoge Raad oordeelt dat de uitspraak van het Hof niet in stand kan blijven. De Advocaat-Generaal had geconcludeerd tot vernietiging van de uitspraak van het Hof en verwijzing van de zaak. De Hoge Raad vernietigt de uitspraak van het Hof en de uitspraak van de Inspecteur, en verwijst de zaak naar het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch voor verdere behandeling. Tevens wordt de Staatssecretaris van Financiën veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, vastgesteld op € 1288 voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De zaak betreft ook de vraag of de ontvangen schadevergoeding van de gemeente R door belanghebbende correct was verantwoord in de aangifte inkomstenbelasting.
De Hoge Raad concludeert dat het Hof ten onrechte heeft aangenomen dat belanghebbende te kwader trouw was en dat het beëindigen van de verfspuitwerkzaamheden niet als een gedeeltelijke staking van de onderneming kan worden aangemerkt. Beide middelen van belanghebbende slagen, wat leidt tot de vernietiging van de eerdere uitspraak en verwijzing voor hernieuwde behandeling.