– vernietigt de uitspraak van de Rechtbank, doch uitsluitend voor zover deze ziet op de immateriëleschadevergoeding,
– bevestigt de uitspraak van de Rechtbank voor het overige,
– veroordeelt de Inspecteur tot vergoeding van de door belanghebbende geleden immateriële schade ten bedrage van € 500,
– veroordeelt de Staat (de Minister voor Rechtsbescherming) tot vergoeding van de door belanghebbende geleden immateriële schade ten bedrage van € 1.000,
– veroordeelt de Inspecteur tot vergoeding van de wettelijke rente over de vergoeding van immateriële schade van € 500, vanaf vier weken na de openbaarmaking van de uitspraak van de Rechtbank op 12 juli 2016 tot aan de dag van algehele voldoening,
– veroordeelt de Staat (de Minister voor Rechtsbescherming) tot vergoeding van de wettelijke rente over de vergoeding van immateriële schade van € 1.000, vanaf vier weken na de openbaarmaking van de uitspraak van de Rechtbank op 12 juli 2016 tot aan de dag van algehele voldoening,
– veroordeelt de Inspecteur in de proceskosten aan de zijde van belanghebbende, vastgesteld op € 425,
– veroordeelt de Staat in de proceskosten aan de zijde van belanghebbende, vastgesteld op € 425,
– gelast dat de Inspecteur aan belanghebbende vergoedt het in beroep en hoger beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 417, en
– gelast dat de Staat aan belanghebbende vergoedt het in beroep en hoger beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 417.