In deze zaak gaat het om een hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland, waarin de rechtbank het beroep ongegrond verklaarde. De zaak betreft de tijdigheid van een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (IB/PVV) voor het jaar 2009, die aan belanghebbende was opgelegd. De Inspecteur had de aanslag vastgesteld, maar belanghebbende betwistte de tijdigheid van deze aanslag. De rechtbank oordeelde dat de aanslag tijdig was vastgesteld, maar belanghebbende stelde dat de aanslag met dagtekening 12 februari 2014 buiten de aanslagtermijn was vastgesteld. Het Hof oordeelde dat de Inspecteur de aanslag met dagtekening 23 januari 2014 tijdig had vastgesteld, en dat de dagtekening van het aanslagbiljet bepalend is voor de vaststelling van de belastingaanslag.
Daarnaast was er een geschil over de vraag of de bedragen die belanghebbende van zijn bv had geleend voor de verbouwing van zijn eigen woning, als winstuitdeling moesten worden aangemerkt. De Inspecteur had deze bedragen als uitdeling aangemerkt, omdat hij van mening was dat belanghebbende niet in staat was om de lening terug te betalen. Het Hof oordeelde dat de Inspecteur aannemelijk had gemaakt dat het geleende bedrag niet volledig kon worden afgelost uit de verkoop van de eigen woning en dat belanghebbende zich ervan bewust was dat de lening niet terugbetaald zou worden. Het Hof verklaarde het hoger beroep gegrond, vernietigde de uitspraak van de rechtbank en verminderde de aanslag en de beschikking vaststelling verlies uit werk en woning.