– vernietigt de uitspraak van de Rechtbank,
– veroordeelt de Inspecteur tot het vergoeden van de door belanghebbende geleden immateriële schade ten bedrage van € 636,
– veroordeelt de Inspecteur tot vergoeding van de wettelijke rente over de vergoeding van immateriële schade vanaf vier weken na de openbaarmaking van de uitspraak van de Rechtbank op 2 juni 2016 tot aan de dag van algehele voldoening,
– veroordeelt de Staat (de Minister voor Rechtsbescherming) tot het vergoeden van de door belanghebbende geleden immateriële schade ten bedrage van € 1.364,
– veroordeelt de Staat (de Minister voor Rechtsbescherming) tot vergoeding van de wettelijke rente over een deel van deze vergoeding van immateriële schade vanaf vier weken na de openbaarmaking van de uitspraak van de Rechtbank op 2 juni 2016 tot aan de dag van algehele voldoening,
– veroordeelt de Inspecteur in de proceskosten aan de zijde van belanghebbende ter zake van het beroep en het hoger beroep, vastgesteld op € 74,80,
– veroordeelt de Staat in de proceskosten aan de zijde van belanghebbende ter zake van het beroep en het hoger beroep, vastgesteld op € 74,80,
– gelast dat de Inspecteur aan belanghebbende vergoedt het in hoger beroep betaalde bedrag aan griffierecht, vastgesteld op € 251,50, en
– gelast dat de Staat aan belanghebbende vergoedt het in hoger beroep betaalde bedrag aan griffierecht vastgesteld op € 251,50.