Uitspraak
[appellant],
Stichting Vastgoed Leveste (eiseres in eerste aanleg) is opgegaan,
Leveste,
1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
2.De vaststaande feiten
S2 Beheer.
S2 Vastgoed X voor een bedrag van € 700.000,- De overeenkomst houdt onder meer het volgende in:
“Artikel 3 – Rente, aflossing, opeising en verplichtingen3.1 Over de Lening is door Schuldenaar rente verschuldigd. Schuldenaar en Schuldeiser zullen daarover nadere afspraken maken.3.2 De lening wordt aangegaan voor de duur van het kalenderjaar 2011 en eindigt derhalve op31 december 2011. Storting zal plaatsvinden na ontvangst door Schuldeiser van de gelden
“(…) Afgesproken is, dat het rentepercentage – behorende bij de overeenkomst van geldlening tussen Stichting Vastgoed Leveste en S2 Vastgoed BV dd 19 januari 2011 voor een bedrag van € 700.000 – 3,5% per jaar zal zijn. (…)”
“ [naam pand] ” door aan S2 Vastgoed en S2 Beheer gelieerde vennootschappen.
De juridisch eigendom van [naam pand] is verkregen door de Stichting Bewaarder S2 Vastgoed X en de economische eigendom door de CV.
€ 700.000,- heeft gestort stond ten name van de CV in oprichting.
31 december 2012 diende te zijn afgelost.
De CV heeft het bedrag van € 700.000,- in termijnen overgeboekt naar S2 Beheer:
7 maart 2011 € 100.000,-
19 september 2011 € 100.000,-
14 augustus 2012 € 150.000,-
27 augustus 2012 € 100.000,-
6 september 2012 € 100.000,-
S2 Vastgoed X heeft de lening niet terugbetaald en heeft evenmin rente aan Leveste voldaan.
S2 Beheer, die zich tegenover Leveste als borg had verbonden, heeft evenmin voor betaling van hoofdsom of rente zorg gedragen.
Op diezelfde datum is de naam van Stichting Leveste Care gewijzigd in Stichting Treant Care.
3.Het geschil en de beslissing in eerste aanleg
4.De beoordeling van de grieven en de vorderingen
Grief Iis gericht tegen rechtsoverweging 4.2.3 van het bestreden vonnis.
[appellant] heeft benadrukt dat het oprichtingskapitaal wel degelijk ter beschikking van S2 Vastgoed heeft gestaan. Hij heeft in hoger beroep een verklaring van de Fortisbank overgelegd waaruit blijkt dat het oprichtingskapitaal van € 18.000,- op 25 september 2008 op de rekening van S2Vastgoed X is bijgeschreven. Verder heeft hij een bankafschrift overgelegd waaruit blijkt dat er op 1 december 2010 een bedrag van € 17.721,- op die bankrekening stond en dat dit bedrag vervolgens op 27 december 2010 is overgeboekt naar
S2 Beheer. [appellant] heeft gesteld dat aan die overboeking een overeenkomst van geldlening ten grondslag lag en dat S2 Vastgoed X met ingang van die datum een opeisbare vordering op S2 Beheer had, zodat het kapitaal ook toen nog tot haar beschikking stond.
aBW neergelegde regeling ten doel zeker te stellen, dat geen oprichting van een vennootschap plaatsvindt zonder dat de oprichters het gehele volgens de akte van oprichting te storten kapitaal hetzij bij de oprichting hetzij op een eerder tijdstip (ten vroegste vijf maanden voor de oprichting gelegen) ter beschikking van de vennootschap hebben gesteld. Het gaat er daarbij om dat het kapitaal daadwerkelijk door de oprichters aan de vennootschap in oprichting ter beschikking is gesteld, hetgeen bijvoorbeeld niet het geval is wanneer het betrokken bedrag weliswaar op een ten name van de vennootschap in oprichting gevoerde bankrekening is bijgeschreven, doch de tegenwaarde daarvan tezelfdertijd ten laste van een eveneens ten name van de vennootschap in oprichting gevoerde bankrekening is afgeschreven. (Vgl. Hoge Raad 24 maart 2000, ECLI:NL:HR:2000:AA5258 en Hoge Raad 11 juli 2003, ECLI:NL:HR:2003:AF4595).
Het hof gaat er daarom van uit dat er inderdaad sprake is van een geldlening.
De omstandigheid dat S2 Vastgoed X het oprichtingskapitaal in 2010 heeft uitgeleend aan
S2 Beheer kan naar het oordeel van het hof niet afdoen aan de vaststelling dat het oprichtingskapitaal in 2008 daadwerkelijk ter beschikking van S2 Vastgoed X is gesteld.
Het hof verwijst in dit verband naar het arrest van de Hoge Raad van 18 november 1988 (ECLI:NL:HR:1989:AD0505). In die zaak – die speelde onder het voor 1986 geldende recht, toen de zogenoemde bankverklaring nog niet verplicht was – deed zich de situatie voor dat de vennootschap in oprichting het gestorte oprichtingskapitaal gebruikte om het uit te lenen aan een andere B.V. met als resultaat dat de vennootschap in oprichting ten tijde van haar oprichting slechts beschikte over een volgens het hof niet opeisbare vordering op die andere B.V. met een kredietfaciliteit. De Hoge Raad oordeelde dat zonder nadere motivering niet valt in te zien waarom deze wijze van gebruik van haar vermogen door de vennootschap in oprichting leidt tot de conclusie dat geen volstorting van de aandelen heeft plaatsgevonden.
I) dat [appellant] als (indirect) bestuurder namens S2 Vastgoed X en S2 Beheer de verplichtingen uit hoofde van geldlening is aangegaan terwijl hij wist, althans behoorde te weten dat S2 Vastgoed X haar verplichtingen als schuldenaar en S2 Beheer haar verplichtingen als borg niet (tijdig) zouden kunnen nakomen en daarvoor geen verhaal zouden bieden;
II) dat [appellant] als (indirect) bestuurder van S2 Vastgoed X en S2 Beheer heeft bewerkstelligd of toegelaten dat zij niet aan hun verplichtingen jegens Leveste hebben voldaan, doordat hij er – ook aan de zijde van de CV – verantwoordelijk voor is geweest dat er
- tussen S2 Vastgoed X en de CV een latere datum van terugbetaling werd overeengekomen dan tussen S2 Vastgoed X en Leveste gold en dat
- de door de CV verrichte (terug) betalingen niet aan S2 Vastgoed X (die alleen Leveste als schuldeiser had en een neutraal eigen vermogen had) werden gedaan, maar aan S2 Beheer (die meerdere schuldeisers en een negatief eigen vermogen had) en
heeft als (indirect) bestuurder geweten of redelijkerwijze behoren te begrijpen dat deze door hem bewerkstelligde handelwijze tot gevolg zou hebben dat S2 Vastgoed X en
S2 Beheer hun verplichtingen niet zouden nakomen en geen verhaal zouden bieden, aldus Leveste.
Indien een vennootschap tekortschiet in de nakoming van een verbintenis of een onrechtmatige daad pleegt, is uitgangspunt dat alleen de vennootschap aansprakelijk is voor daaruit voortvloeiende schade. Onder bijzondere omstandigheden is evenwel, naast aansprakelijkheid van die vennootschap, ook ruimte voor aansprakelijkheid van een bestuurder van de vennootschap. Voor het aannemen van zodanige aansprakelijkheid is vereist dat die bestuurder ter zake van de benadeling persoonlijk een ernstig verwijt kan worden gemaakt. Het antwoord op de vraag of de bestuurder persoonlijk een ernstig verwijt als zojuist bedoeld kan worden gemaakt, is afhankelijk van de aard en ernst van de normschending en de overige omstandigheden van het geval. (Zie HR 5 september 2014, ECLI:NL:HR:2014:2627, RCI Financial Services/K.)
Tussen partijen staat vast dat de geldlening werd aangegaan ten behoeve van de financiering van de aankoop van “ [naam pand] ”. [appellant] heeft aangevoerd dat de CV voor de financiering van de aankoopsom € 700.000,- te kort kwam omdat zij er nog niet in was geslaagd voldoende participanten te vinden. Volgens [appellant] hadden partijen er bij het aangaan van de overeenkomst van geldlening alle vertrouwen in dat die participanten alsnog zouden worden gevonden, zodat de lening zou kunnen worden terug betaald. Leveste heeft benadrukt dat S2 Vastgoed X afhankelijk was van de betaling door de CV maar dat [appellant] ten onrechte de suggestie wekt dat de lening zou worden terugbetaald naar rato van de uitgifte van de participaties. Leveste heeft evenwel niet betwist dat bij S2 Beheer als bestuurder van S2 Vastgoed X respectievelijk [appellant] als bestuurder van S2 Beheer het vertrouwen bestond dat er voldoende participanten zouden worden gevonden en dat de lening aldus zou kunnen worden terugbetaald.
De stelling van Leveste dat S2 Beheer als bestuurder van S2 Vastgoed X de overeenkomst van geldlening met Leveste is aangegaan terwijl zij wist of redelijkerwijze had behoren te begrijpen dat S2 Vastgoed X niet aan haar daaruit voortvloeiende verplichtingen zou kunnen voldoen, is in het licht van het voorgaande onvoldoende feitelijk onderbouwd.
.De eerste grondslag van de vordering van Leveste (I) wordt dan ook verworpen.
Uit de brief van de accountant van [appellant] van 8 december 2014 (overgelegd als productie 2 bij conclusie van antwoord) blijkt dat de CV het bedrag van € 700.000,- in zes termijnen heeft overgemaakt naar S2 Beheer, namelijk op
2 februari 2011 € 150.000,-
7 maart 2011 € 100.000,-
19 september 2011 € 100.000,-
14 augustus 2012 € 150.000,-
27 augustus 2012 € 100.000,-
6 september 2012 € 100.000,-.
15, 20 en 28 augustus 2012 en 6 september 2012 – heeft aangewend om betalingen aan derden te doen, waaronder - zoals door Leveste onweersproken is gesteld - betalingen aan vennootschappen die aan [appellant] zijn gelieerd. Leveste heeft betoogd (conclusie van repliek, randnummer 71) dat het "sturen van de betalingen van de CV naar S2 Beheer in plaats van naar S2 Vastgoed" op zichzelf al een onrechtmatige daad / bestuurdersaansprakelijkheid oplevert.
De vordering van Leveste op S2 Vastgoed X was in 2011 nog niet opeisbaar. Naar het oordeel van het hof was het op dat moment op zichzelf niet onrechtmatig om de betalingen die de CV in 2011 op verzoek van S2 Vastgoed X aan S2 Beheer verrichtte binnen het concernverband aan te wenden voor de voldoening van andere vorderingen dan die van Leveste. Het staat een ondernemer immers in beginsel vrij te kiezen welke vorderingen hij het eerst voldoet. Dat is slechts anders wanneer [appellant] op het moment van aanwending van deze gelden (op 2 februari en op 4 maart 2011 en in de periode van 19 tot en met 27 september 2011) wist dan wel redelijkerwijze had moeten begrijpen dat deze handelwijze tot gevolg zou hebben dat S2 Vastgoed X en/of S2 Beheer op 1 januari 2012 niet in staat zouden zijn de vordering van Leveste te voldoen.
Leveste heeft echter niet concreet onderbouwd gesteld uit welke feiten en omstandigheden volgt dat het voor [appellant] op genoemde tijdstippen al voorzienbaar was dat de vordering van Leveste op 1 januari 2012 niet voldaan zou kunnen worden. Dat [appellant] als bestuurder van S2 Beheer respectievelijk S2 Beheer als bestuurder van S2 Vastgoed X een persoonlijk ernstig verwijt kan worden gemaakt van het aanwenden van de in 2011 door de CV aan S2 Beheer betaalde bedragen voor de voldoening van andere vorderingen en aldus onrechtmatig hebben gehandeld, is naar het oordeel van het hof dan ook onvoldoende door Leveste onderbouwd.
grief II.
Leveste heeft gemotiveerd betwist dat een dergelijke, van de tekst van de geldleningsovereenkomst afwijkende, mondelinge afspraak is gemaakt. Zij heeft bovendien een uitdrukkelijk beroep gedaan op het bepaalde in artikel 6.5 van de overeenkomst.
Nu Leveste en S2 Vastgoed X uitdrukkelijk zijn overeengekomen dat wijzigingen in de overeenkomst van geldlening slechts op deze wijze rechtsgeldig tot stand komen, zijn zij daaraan gebonden, tenzij bijzondere omstandigheden in dit geval tot een andere uitleg zouden moeten leiden.
Door [appellant] is in reactie op het beroep door Leveste op artikel 6.5 evenwel niets aangevoerd dat tot een andere uitleg van die bepaling zou kunnen leiden. De stelling van S2 Vastgoed X dat partijen nader
mondelingzijn overeengekomen dat de lening zou ‘doorrollen’ – hetgeen uitdrukkelijk door Leveste is betwist – kan, indien bewezen, dan ook niet tot het oordeel leiden dat er een rechtsgeldige wijziging van de overeenkomst tussen Leveste en S2 Vastgoed X tot stand is gekomen.
heeft in hoger beroep aangeboden [voorzitter RvB] alsmede zichzelf als getuige te doen horen en dat zij zullen kunnen verklaren over de omstandigheden waaronder de overeenkomst met S2 Vastgoed X is gesloten en over de nadere afspraken die met S2 Vastgoed X zijn gemaakt, afwijkende van de tekst van die overeenkomst, met name waar het ziet op de opeisbaarheid van die overeenkomst en de stelling en van [appellant] dat de einddatum van de overeenkomst is doorgerold.
Het hof ziet geen aanleiding [appellant] toe te laten tot het bewijs van zijn stelling dat de lening is ‘doorgerold’ en overweegt daartoe het volgende.
Volgens de eigen stellingen van [appellant] hield de (door Leveste betwiste) van de tekst van de overeenkomst afwijkende afspraak in dat er geen harde einddatum was. Ter gelegenheid van de meervoudige comparitie in hoger beroep heeft [appellant] desgevraagd verklaard dat met ‘doorrollen’ wordt bedoeld dat Leveste helemaal niet zoveel haast had en dat er niet beslist voor 1 januari 2012 terugbetaald moest worden, maar dat het moment van terugbetalen afhankelijk was van de verkoop van de participaties.
De stellingen van [appellant] – die niet heeft gesteld dat partijen een nieuwe vaste einddatum zijn overeengekomen – komen er aldus op neer dat de opeisbaarheid van de geldlening tot nader order werd opgeschort. Voor zover [appellant] als bestuurder van S2 Beheer en S2 Beheer als bestuurder van S2 Vastgoed X al in de (onjuiste) veronderstelling zouden hebben verkeerd dat deze mondelinge afspraak bindend was, dan volgt uit hun eigen stellingen dat de lening in elk geval opeisbaar werd toen Leveste bij brief van 16 april 2012 betaling van de lening opeiste, temeer nu vaststaat dat de CV in 2012 inmiddels voor een bedrag van € 900.000,- aan participanten had geworven en zij al in 2011 was begonnen met het aflossen op haar lening van S2 Vastgoed X
Grief IIfaalt.
heeft ter gelegenheid van de comparitie verder verklaard dat S2 Beheer toentertijd in zwaar weer verkeerde en dat hij de bedragen die door de CV werden overgemaakt aan S2 Beheer heeft aangewend voor betalingen aan anderen dan Leveste omdat hij ook niet aan Leveste
wildebetalen aangezien er na de koop van [naam pand] een dispuut was ontstaan over de waterleidingen in het pand. S2 Vastgoed X, die schuldenaar van Leveste was, was echter niet de koper/eigenaar van [naam pand] . S2 Vastgoed X was dan ook niet gerechtigd zich jegens Leveste op verrekening of opschorting te beroepen, nog daargelaten dat Leveste ter zitting onweersproken heeft verklaard dat de CV inmiddels door de rechter in het ongelijk is gesteld.
Het hof is van oordeel dat S2 Beheer als bestuurder van S2 Vastgoed X en [appellant] als bestuurder van S2 Beheer en (middels S2 Beheer) als indirect bestuurder van S2 Vastgoed X en indirect beherend vennoot van de CV een persoonlijk ernstig verwijt kan worden gemaakt van de (hiervoor geschetste) wijze waarop zij in 2012 hebben gehandeld. Daarmee is immers bewerkstelligd dat in totaal een bedrag van € 350.000,- niet aan Leveste is betaald, maar is weggesluisd en aangewend ten behoeve van aan S2 Beheer en [appellant] zelf gelieerde vennootschappen, terwijl voor hen op dat moment voorzienbaar was dat Leveste onbetaald zou blijven en geen verhaal zou hebben.
Voor toewijzing van wettelijke handelsrente is evenmin plaats, nu de vordering van Leveste op [appellant] er een is tot schadevergoeding uit onrechtmatige daad en art. 6:119a BW daarop niet van toepassing is. De wettelijke rente ex art. 6:119 BW is wel toewijsbaar en wel – op grond van art. 6:83 aanhef en sub b BW – vanaf de respectieve data waarop de verschillende gedeelten van genoemd bedrag zijn weggesluisd. Zoals uit productie 2 bij conclusie van antwoord blijkt betreft het de volgende bedragen op de volgende data:
€ 82.358,- op 20 augustus 2012;
€ 100.000,- op 28 augustus 2012;
€ 100.000,- op 6 september 2012.
grief IIIbepleit [appellant] een matiging en/of correctie op grond van de redelijkheid en billijkheid van de vorderingen van Leveste. Zoals hiervoor is overwogen acht het hof de vordering van Leveste op [appellant] tot een bedrag van € 350.000,- in hoofdsom te vermeerderen met de wettelijke rente als in de vorige rechtsoverweging vermeld, toewijsbaar. Voor een (verdere) matiging en/of correctie van de vordering van Leveste op grond van de redelijkheid en billijkheid ziet het hof in hetgeen [appellant] in de toelichting op deze grief heeft aangevoerd geen aanleiding. De grief faalt.