ECLI:NL:HR:2000:AA5258
Hoge Raad
- Cassatie
- A. Mijnssen
- F. Herrmann
- M. de Savornin Lohman
- J. Hammerstein
- A. Kop
- Rechtspraak.nl
Cassatie over stortingsplicht bij oprichting van een besloten vennootschap
In deze zaak gaat het om een cassatieprocedure waarin eisers, [eiser 1] en [eiser 2], in beroep zijn gegaan tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage. De zaak betreft de vraag of de oprichters van de besloten vennootschap Wachtkamer Televisie Nederland B.V. (WTN B.V.) hebben voldaan aan hun stortingsplicht. Libosan, de curator in het faillissement van WTN B.V., had eisers gedagvaard om hen te veroordelen tot betaling van bedragen die zij volgens hem niet hadden gestort bij de oprichting van de vennootschap. De Rechtbank te 's-Gravenhage had in een tussenvonnis de zaak naar de rol verwezen, waarna het Gerechtshof het tussenvonnis bekrachtigde.
De Hoge Raad oordeelt dat de oprichters niet aan hun stortingsplicht hebben voldaan. De Hoge Raad stelt vast dat de storting op de bankrekening van de vennootschap in oprichting niet daadwerkelijk ter beschikking is gesteld, omdat het bedrag kort na de oprichting weer is teruggeboekt naar een andere rekening. De Hoge Raad bevestigt dat de rechtshandelingen die zijn verricht door de vennootschap in oprichting, niet voldoende zijn om aan de wettelijke vereisten van artikel 2:203a BW te voldoen. De Hoge Raad verwerpt het beroep van eisers en bevestigt de kostenveroordeling in cassatie.
De uitspraak van de Hoge Raad is van belang voor de interpretatie van de stortingsplicht bij de oprichting van een besloten vennootschap en verduidelijkt de voorwaarden waaronder oprichters aan deze verplichting kunnen voldoen. De uitspraak benadrukt dat het niet voldoende is dat een bedrag op een rekening is bijgeschreven; het moet ook daadwerkelijk ter beschikking van de vennootschap staan, zonder dat er gelijktijdig een afschrijving plaatsvindt die de storting tenietdoet.