Uitspraak
wonende te [woonplaats] ,
gevestigd te [vestigingsplaats] , Zuid-Afrika,
1.Het geding in feitelijke instanties
2.Het geding in cassatie
De cassatiedagvaarding en de conclusie van antwoord tevens houdende incidenteel cassatieberoep zijn aan dit arrest gehecht en maken daarvan deel uit.
3.Beoordeling van de middelen in het principale en incidentele beroep
- i) [verweerster] is fruitexporteur in Zuid-Afrika. Zij levert druiven aan commissionairs, die deze verkopen en de opbrengst daarvan afdragen aan [verweerster] , na aftrek van kosten en een commissionairsvergoeding.
- ii) Voor de verkoop in Europa heeft [verweerster] in 2001 een overeenkomst gesloten met commissionair [A] B.V. (hierna: [A] ). Enig bestuurder en aandeelhouder van [A] is [B] B.V. (hierna: Holding). Het bestuur van Holding wordt gevormd door [eiser] en zijn broer [betrokkene 1] .
- iii) De afrekening tussen [A] en [verweerster] vond plaats op basis van Out-Turn Statements die [A] opstelde.
- iv) [verweerster] heeft in 2005 een vordering tot schadevergoeding tegen [A] ingesteld op de grond dat [A] over 2001 en 2002 stelselmatig lagere prijzen aan [verweerster] heeft verantwoord dan zij had gerealiseerd en dat zij hogere douanerechten heeft voorgespiegeld dan zij had afgedragen.
- v) De rechtbank Arnhem heeft in een aantal tussenvonnissen geoordeeld dat [A] schadeplichtig is jegens [verweerster] .
- vi) [A] heeft op 3 juni 2008 op eigen verzoek surseance van betaling verkregen. Zij is vervolgens op 13 juni 2008 failliet verklaard. De hiervoor onder (iv) genoemde procedure is daarop geschorst. Het is niet tot een eindvonnis gekomen.
Art. 2:11 BW is ingevoerd als minder vergaand alternatief voor een verbod op een rechtspersoon als bestuurder, bij welk alternatief als het ware wordt heengezien door de rechtspersoon-bestuurder en naast deze ook zijn bestuurders aansprakelijk worden in de gevallen waarin de wet aansprakelijkheid van bestuurders regelt. (Vgl. Kamerstukken II 1980-1981, 16 631, nr. 3, p. 1-3)
4.Beslissing
17 februari 2017.