5.7Met hun grieven 2 tot en met 7 bestrijden [appellant1] c.s. achtereenvolgens de afwijzing van de schadeposten 1 en 3 tot en met 8. Alvorens tot behandeling hiervan over te gaan, stelt het hof hierna de relevante (financiële) feiten en omstandigheden nader vast.
5.8.1Op 24 april 2001 hebben [appellant1] en zijn toenmalige echtgenote [appellant2] de woning te [plaats3] gekocht voor ƒ 1.750.000 (€ 812.267). De totaalafrekening beliep ƒ 1.906.706.
5.8.2[appellant1] was directeur van een vissersbedrijf op [eiland] met de naam [naam bedrijf1] , waarvoor hij één maand in 1999 een maandsalaris van ANG 4.000 heeft ontvangen dat in 2003 was opgelopen naar ANG 5.000 (omgerekend € 2.083).
5.8.3In juni 2001 heeft de politie wegens verdenking van witwassen onder [appellant1] een contant bedrag van US $ 141.315 in beslag genomen, later omgewisseld in € 159.285,70.
5.8.4Op 29 augustus 2001 is de woning te [plaats3] aan [appellant1] c.s. geleverd en door hen betaald met ƒ 1.740.246 en voorts door middel van een hypothecaire lening van ƒ 205.000 d.d. 28 augustus 2001, overgesloten op 14 juni 2002 met een nieuwe hypothecaire lening van € 204.000, hetgeen leidde tot een uitkering aan [appellant1] c.s. van € 107.000.
5.8.5Begin 2003 heeft [appellant1] van het Openbaar Ministerie gehoord dat hij niet verder zou worden vervolgd.
5.8.6Op 29 april 2003 hebben [appellant1] c.s. op de woning te [plaats3] een hypotheek ter hoogte van € 600.000 ten gunste van [bank1] gevestigd, waarop zij € 300.000 hebben geleend. Daarmee heeft [appellant2] in mei 2003 haar onderneming (dierenwinkels) met aankoop van enkele winkels gestart.
5.8.7De Ontvanger heeft ten laste van [appellant1] c.s. op 27 november 2003 conservatoire beslagen gelegd op, in en rondom zijn woning te [plaats3] (waaronder een [auto] op een eerder, in juni 2001 door de politie wegens verdenking van witwassen onder hem in beslag genomen contant bedrag van US $ 141.315 en onder diverse banken.
5.8.8Vanaf 1 december 2003 tot en met augustus 2005 heeft [appellant1] in ieder geval geen salaris ontvangen van [naam bedrijf1] (het gaat om € 43.743 in totaal) daarna ook niet meer.
5.8.9Op 12 januari 2004 heeft de Ontvanger aan [appellant1] navorderingsaanslagen IB/PVV 1998 en 1999 en een aanslag IB/PVV 2001 opgelegd voor in totaal bijna € 2 miljoen inclusief heffingsrenten en boeten, welke via dwangbevelen executoriaal werden.
5.8.10Op 28 januari 2004 heeft het Openbaar Ministerie het beslag opgeheven en het in beslag genomen bedrag aan de Ontvanger overgemaakt. Er is geen strafrechtelijke veroordeling gevolgd.
5.8.11Op 25 februari 2004 heeft de Ontvanger ten laste van [appellant2] executoriale beslagen gelegd op de inventaris van twee door haar geëxploiteerde dierenwinkels ( [naam winkel1] ) (productie 10 bij conclusie van antwoord).
5.8.12Bij beschikking van 11 januari 2005 van het gerecht in eerste aanleg van de Nederlandse Antillen is het huwelijk van [appellant1] c.s. ontbonden.
5.8.13Op 27 juni 2005 heeft [appellant1] zijn voor ANG 400.000 (€ 166.666) verkochte huis op [eiland] aan de koper overgedragen.
5.8.14De Ontvanger heeft op 27 november 2005 nog andere executoriale beslagen gelegd ten laste van [appellant2] op de woning te [plaats3] voor aan haar opgelegde premie- en belastingaanslagen over 2004 en 2005.
5.8.15Op 23 oktober 2005 is [appellant1] in [land1] gearresteerd op verdenking van een ontvoering d.d. 12 september 2005, waarvoor de rechtbank Amsterdam hem bij vonnis van 25 oktober 2007 wegens medeplegen van gijzeling, poging tot afpersing, gepleegd door twee of meer verenigde personen, en medeplegen van opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven en beroofd houden, heeft veroordeeld tot een gevangenisstraf van 10 jaar met aftrek (productie 7 bij conclusie van antwoord).
5.8.16Op 22 juni 2006 is [appellant2] op verzoek van een werknemer in staat van faillissement verklaard, welk faillissement later is opgeheven bij gebrek aan baten. Haar dierenwinkels zijn verkocht in 2006.
5.8.17Omdat [appellant1] c.s. de aflossingsverplichtingen niet meer konden nakomen, heeft [bank1] (met een hypothecaire inschrijving van € 600.000 en een kredietvordering van pro resto € 268.137) de woning in [plaats3] op 9/10 juli 2007 executoriaal verkocht tegen een opbrengst van € 770.000, waarna de overwaarde van € 231.057 onder [appellant1] c.s. is verdeeld.
5.8.18Per 24 oktober 2007 is [appellant1] wat betreft [naam bedrijf1] uitgeschreven uit het handelsregister.
5.8.19De navorderingsaanslagen IB/PVV 1998 en 1999 en een aanslag IB/PVV 2001 (producties 2, 3 en 4 bij conclusie van antwoord) van in totaal bijna € 2 miljoen, inclusief heffingsrenten en boeten zijn door de belastingkamer van dit gerechtshof bij arrest van 9 november 2010 vernietigd, c.q. verminderd tot nul.