ECLI:NL:GHAMS:2024:2445

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
6 augustus 2024
Publicatiedatum
3 september 2024
Zaaknummer
200.324.033/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Exhibitievordering inzake afgifte bescheiden bij verkoop portefeuille leningen

In deze zaak vordert ImmoSec, vertegenwoordigd door advocaat mr. M.W.J. Ariëns, op basis van artikel 843a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) afgifte van een grote hoeveelheid bescheiden die verband houden met de verkoop van een portefeuille leningen door een bank aan een niet-bank en de daaropvolgende transactie. De rechtbank Amsterdam heeft de vorderingen van ImmoSec afgewezen, omdat er geen rechtmatig belang zou zijn bij de afgifte van de gevraagde documenten. ImmoSec is in hoger beroep gegaan tegen deze beslissing. Tijdens de mondelinge behandeling heeft ImmoSec haar vorderingen verder gespecificeerd, maar het hof oordeelt dat er nog steeds geen rechtmatig belang is aangetoond. Het hof concludeert dat de vorderingen van ImmoSec niet toewijsbaar zijn, omdat de gevraagde bescheiden niet voldoende bepaald zijn en het rechtmatige belang ontbreekt. Het hof bekrachtigt het vonnis van de rechtbank en veroordeelt ImmoSec in de proceskosten van het hoger beroep.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.324.033/01
zaaknummer rechtbank Amsterdam : C/13/718246/HA ZA 22-434
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 6 augustus 2024
in de zaak van
IMMOBILE SECURITIES N.V.,
gevestigd te Willemstad, Curaçao,
appellante,
advocaat: mr. M.W.J. Ariëns te Haarlem,
tegen

1.[geïntimeerde] ,

gevestigd te [plaats 1] ,
geïntimeerde,
advocaat: mr. H.J. van der Baan te Amsterdam,
en

2.PROMONTORIA HOLDING 107 B.V.,

gevestigd te Baarn,
3.
ORTOLAN NEDERLAND CREDIT OPLOSSINGEN GMBH,
gevestigd te Potsdam, Duitsland,
geïntimeerden,
advocaat: mr. T. Hekman te Amsterdam.
Appellante wordt hierna ImmoSec genoemd. Geïntimeerden worden hierna [geïntimeerden] . genoemd en afzonderlijk [geïntimeerde] , Promontoria en Ortolan.

1.De zaak in het kort

ImmoSec vordert op grond van artikel 843a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) afschrift van een grote hoeveelheid bescheiden die te maken hebben met de overdracht van een portefeuille met vastgoedfinancieringen – waaronder financieringen ten behoeve van ImmoSec – door [geïntimeerde] aan Promontoria en vervolgens aan Ortolan. Volgens ImmoSec heeft zij deze bescheiden nodig om haar bewijspositie te bepalen in zowel lopende als nog in te stellen rechtszaken tegen [geïntimeerden] . De rechtbank heeft de vorderingen afgewezen. ImmoSec komt tegen dat oordeel in hoger beroep.

2.Het geding in hoger beroep

ImmoSec is bij dagvaardingen van 27 februari 2023 in hoger beroep gekomen van het vonnis van 30 november 2022 van de rechtbank Amsterdam, onder bovenvermeld zaak- en rolnummer gewezen tussen ImmoSec als eiseres en [geïntimeerden] . als gedaagden.
De (gelijkluidende) appeldagvaardingen bevatten de grieven tegen het bestreden vonnis. Daarna zijn de volgende stukken ingediend:
- memorie van antwoord van [geïntimeerde] met producties;
- memorie van antwoord van Promontoria en Ortolan.
Partijen hebben de zaak tijdens de mondelinge behandeling van 24 mei 2024 laten toelichten. ImmoSec door mr. Ariëns voornoemd en mr. J.J. Dijkman, advocaat te Haarlem, [geïntimeerde] door mrs. S.R.F. Aarts en F.J. Smeets, beiden advocaat te Amsterdam, en Promontoria en Ortolan door mr. Hekman voornoemd en mr. L. van der Werf, advocaat te Amsterdam, steeds aan de hand van overlegde spreekaantekeningen. [geïntimeerde] heeft bij die gelegenheid een aanvullende productie in het geding gebracht.
Ten slotte is arrest gevraagd.
ImmoSec heeft geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen en – na wijziging van eis en uitvoerbaar bij voorraad – samengevat, [geïntimeerden] . ieder afzonderlijk zal veroordelen tot het verschaffen van afschrift van voor ieder van hen in het petitum van de appeldagvaarding beschreven bescheiden, op straffe van een dwangsom, met veroordeling van [geïntimeerden] . in de kosten van het geding in beide instanties, met nakosten en rente.
[geïntimeerde] heeft, samengevat, geconcludeerd tot bekrachtiging van het bestreden vonnis en afwijzing van de (gewijzigde) vorderingen van ImmoSec of, bij toewijzing van de gewijzigde eis van ImmoSec, verlenging van de termijn voor afgifte van de bescheiden tot drie maanden, onder afwijzing dan wel matiging van de gevorderde dwangsom, het niet uitvoerbaar bij voorraad verklaren van het arrest en veroordeling van ImmoSec tot het betalen van de door [geïntimeerde] te maken kosten, onder betaling van een voorschot van € 50.000,-, alles met – uitvoerbaar bij voorraad – veroordeling van ImmoSec in de kosten van het geding in hoger beroep met nakosten en rente.
Promontoria en Ortolan hebben, samengevat, geconcludeerd tot bekrachtiging van het bestreden vonnis en afwijzing van de (gewijzigde) vorderingen van ImmoSec, met – uitvoerbaar bij voorraad – veroordeling van ImmoSec in de kosten van het geding in hoger beroep, met nakosten en rente.
ImmoSec en [geïntimeerde] hebben in hoger beroep bewijs van hun stellingen aangeboden.

3.Feiten

De rechtbank heeft in r.o. 2.1 tot en met 2.10 van het bestreden vonnis de feiten opgesomd die zij tot uitgangspunt heeft genomen. In hoger beroep is niet in geschil dat de feiten juist zijn weergegeven, zodat ook het hof van deze feiten uitgaat. Samengevat en waar nodig aangevuld met andere feiten, komen de feiten neer op het volgende.
3.1.
ImmoSec is eigenaar van het Rijksmonument gelegen aan de [straat] te [plaats 2] , ook wel aangeduid als “ [monument] ”. ImmoSec is in handen van de vijf kinderen van [naam] (hierna: [naam] ).
3.2.
Ter verwerving van [monument] heeft [geïntimeerde] op 31 juli 2003 een geldlening verstrekt ten bedrage van € 4.400.000, die op 27 januari 2005 is uitgebreid met een tweede geldlening van € 500.000. De geldleningen zijn aanvankelijk verstrekt aan N.V. Monumentenvennootschap De Vier Elementen en later overgenomen door ImmoSec.
3.3.
In 2012 heeft [geïntimeerde] de geldleningen van ImmoSec ondergebracht bij de afdeling Bijzonder Beheer.
3.4.
Op 30 september 2015 heeft [geïntimeerde] zakelijke vastgoedleningen die waren ondergebracht bij de afdeling Bijzonder Beheer, waaronder de vorderingen op ImmoSec, middels een akte van contractsoverneming en cessie overgedragen aan Promontoria.
3.5.
Bij brief van 25 oktober 2017 heeft Promontoria het aan ImmoSec verstrekte krediet opgezegd en de executie aangezegd, hetgeen heeft geleid tot een procedure bij de rechtbank Amsterdam.
3.6.
De rechtbank Amsterdam heeft in deze procedure bij tussenvonnis van 29 mei 2019 (ECLI:NL:RBAMS:2019:3918) geoordeeld dat het noodzakelijk is de Hoge Raad prejudiciële vragen te stellen. De rechtbank heeft bij tussenvonnis van 7 augustus 2019 (ECLI:NL:RBAMS:2019:5729) de volgende vragen gesteld:
1. Brengt de aard van het vorderingsrecht van een bank op een cliënt mee dat dit onoverdraagbaar is in de zin van artikel 3:83 lid 1 BW indien wordt beoogd de vordering over te dragen aan een niet-bank?
Indien het antwoord op vraag 1 negatief is, leidt dat tot de volgende vragen:
2. Rust op de niet-bank aan wie de vordering wordt overgedragen een zorgplicht? Zo ja hoe verhoudt die zorgplicht zich tot de publiekrechtelijke regels die op een bank van toepassing zijn en de zorgplicht die op een bank rust?
3. Maakt het voor de antwoorden op de vorige vragen uit of de cliënt de kredietovereenkomst al dan niet volledig is nagekomen en of de bank de bankrelatie heeft opgezegd?
4. Welke rechten kan de cliënt uitoefenen jegens de overdragende bank indien het handelen van de niet-bank aan wie de vorderingsrechten zijn gecedeerd afwijkt van wat zou mogen worden verwacht van een bank op grond van de voor een bank geldende publiekrechtelijke regels en de op een bank rustende zorgplicht?
3.7.
Bij arrest van 10 juli 2020 (ECLI:NL:HR:2020:1274) heeft de Hoge Raad de eerste drie prejudiciële vragen beantwoord. De Hoge Raad heeft de vierde vraag niet beantwoord, omdat die de rechtsverhouding tussen [geïntimeerde] en ImmoSec betreft en [geïntimeerde] geen partij was bij de procedure waarin de vragen werden gesteld. Op grond van de antwoorden op de prejudiciële vragen van de Hoge Raad heeft de rechtbank Amsterdam in haar (eind)vonnis van 17 februari 2021 (ECLI:NL:RBAMS:2021:956, hierna: het 2021-vonnis) onder r.o. 3.11 geoordeeld dat de cessie door [geïntimeerde] aan Promontoria geldig is geweest. Verder heeft de rechtbank onder meer geoordeeld dat de opzegging van Promontoria van 25 oktober 2017 geen rechtsgevolg heeft gehad, dat ImmoSec niet verplicht is tot verdere aflossing op de lening van oorspronkelijk € 4,4 miljoen en heeft de rechtbank Promontoria verboden over te gaan tot het treffen van executiemaatregelen voor zover die zijn gebaseerd op genoemde opzegging. Tegen dit vonnis is hoger beroep ingesteld. In dat hoger beroep staat de zaak voor het wijzen van arrest.
3.8.
Tijdens de zojuist bedoelde procedure, op 10 oktober 2019, heeft Promontoria middels een akte van cessie een leningenportefeuille, met daarin de vorderingen op ImmoSec, overgedragen aan Ortolan.
3.9.
Op 13 april 2021 heeft Ortolan de leningen opgezegd en aangekondigd rechtsmaatregelen te zullen treffen, waaronder uitwinning van de zekerheden.
3.10.
Op 25 november 2021 heeft ImmoSec bij de voorzieningenrechter van de rechtbank Noord-Holland een kort geding aanhangig gemaakt tegen Ortolan, teneinde executie van [monument] te voorkomen. De voorzieningenrechter heeft bij vonnis van 16 december 2021 (ECLI:NL:RBNHO:2021:11677), kort gezegd, Ortolan bevolen om de executie te staken en gestaakt te houden en Ortolan verboden overige executiemaatregelen te nemen. Verder is bepaald dat die veroordelingen gelden tot de bodemrechter heeft beslist over de rechtsgeldigheid van de overdracht van de rechtsverhouding met ImmoSec aan Ortolan en heeft geoordeeld dat Ortolan het hypotheekrecht rechtmatig kan executeren én dat aan die veroordelingen slechts rechten kunnen worden ontleend zolang ImmoSec de achterstallige rente betaalt en lopende rente blijft betalen. Dit vonnis is in kracht van gewijsde gegaan.
3.11.
Ortolan heeft daarop een bodemprocedure aanhangig gemaakt bij de rechtbank Amsterdam. Bij vonnis van 20 september 2023 (ECLI:NL:RBAMS:2023:5864, hierna: het 2023-vonnis) heeft de rechtbank Amsterdam in r.o. 4.11 geoordeeld dat de cessie door Promontoria aan Ortolan (ook) geldig is. De rechtbank heeft verder geoordeeld dat de beoogde opzegging van het krediet door Ortolan geen rechtsgevolg heeft gehad. Ook tegen dit vonnis is hoger beroep ingesteld. De mondelinge behandeling daarvan heeft nog niet plaatsgevonden.

4.Eerste aanleg

4.1.
ImmoSec heeft in eerste aanleg, samengevat, gevorderd om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad en op straffe van een dwangsom, [geïntimeerden] . te bevelen afschrift te verstrekken van de volgende bescheiden:
  • i) alle (due diligence) rapporten en analyses, de volledige tussen [geïntimeerde] en Promontoria gevoerde (e-mail)correspondentie en alle interne documenten van [geïntimeerde] en Promontoria, waaronder mede begrepen besprekingsverslagen, memo’s en telefoonnotities, kortom: alle schriftelijke stukken die direct of indirect betrekking hebben op de totstandkoming van de afspraken tussen [geïntimeerde] en Promontoria over de verkoop en/of overdracht van de vorderingen van [geïntimeerde] op ImmoSec aan Promontoria uit hoofde van het aan ImmoSec verleende krediet;
  • ii) alle schriftelijke afspraken (inclusief de volledige bijlagen, side letters en alle andere relevante documentatie) die al dan niet notarieel tussen [geïntimeerde] en Promontoria direct of indirect zijn gemaakt met betrekking tot de verkoop en/of de overdracht van de vorderingen van [geïntimeerde] op ImmoSec aan Promontoria;
  • iii) alle (due diligence) rapporten en analyses, de volledige tussen Promontoria en Ortolan gevoerde (e-mail)correspondentie en alle interne documenten van Promontoria en Ortolan, waaronder mede begrepen besprekingsverslagen, memo’s en telefoonnotities, kortom: alle schriftelijke stukken die direct of indirect betrekking hebben op de totstandkoming van de afspraken tussen Promontoria en Ortolan over de verkoop en/of overdracht van de vorderingen van Promontoria op ImmoSec aan Ortolan uit hoofde van het aan ImmoSec verleende krediet;
  • iv) alle schriftelijke afspraken (inclusief alle bijlagen, side letters en alle andere relevante documentatie) die al dan niet notarieel tussen Promontoria en Ortolan zijn gemaakt die direct of indirect betrekking hebben op de verkoop en/of overdracht van de vorderingen van Promontoria op ImmoSec aan Ortolan, waaronder in het bijzonder de volledige versie van de tussen Promontoria en Ortolan gesloten koop en verkoopovereenkomst van 10 oktober 2019 (inclusief alle bijlagen) en de volledige akte van cessie van 10 oktober 2019.
4.2.
De rechtbank heeft de vorderingen van ImmoSec afgewezen omdat de gevorderde bescheiden, op een enkele uitzondering na, niet voldoende bepaald zijn. Ook heeft de rechtbank overwogen dat het rechtmatige belang bij afgifte ontbreekt, omdat eerst moet komen vast te staan of er sprake was van de door ImmoSec gestelde langdurige hoogstpersoonlijke relatie en, zo ja, dat die heeft geleid tot de gestelde (bijzondere) zorgplicht van [geïntimeerde] jegens ImmoSec. Tot slot heeft de rechtbank geoordeeld dat ImmoSec haar belang bij afgifte onvoldoende heeft onderbouwd omdat zij onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat zij zonder de gevraagde stukken niet in staat is haar stelling dat [geïntimeerden] . niet hebben voldaan aan hun (bijzondere) zorgplicht, te onderbouwen.

5.Beoordeling

5.1.
ImmoSec heeft in hoger beroep vijf grieven aangevoerd en geconcludeerd tot het vernietigen van het bestreden vonnis en tot het alsnog toewijzen van haar – gewijzigde – vorderingen. ImmoSec heeft haar eis in die zin gewijzigd dat zij de gevorderde bescheiden per geïntimeerde heeft gesplitst en uitgebreid, en van een aantal (categorieën van) documenten de jaartallen of periodes waarop de bescheiden zien, heeft toegevoegd.
Voorwaarden voor toewijzing exhibitievordering
5.2.
Een vordering tot afschrift van bescheiden is toewijsbaar indien aan de drie in artikel 843a lid 1 Rv genoemde voorwaarden is voldaan. Dat wil zeggen dat:
a. a) de wederpartij van degene die bescheiden te zijner beschikking of onder zijn berusting heeft, een rechtmatig belang heeft bij afschrift of inzage daarvan;
b) de vordering betrekking heeft op ‘bepaalde’ bescheiden; en
c) de bescheiden een rechtsbetrekking betreffen waarbij degene die afschrift of inzage vordert partij is.
De wederpartij is niet gehouden aan de vordering tot afschrift te voldoen indien haar een beroep toekomt op een van de uitzonderingen in artikel 843a lid 3 en 4 Rv.
5.3.
Het hof oordeelt dat de vordering van ImmoSec moet worden afgewezen en licht dat hierna toe.
ImmoSec heeft geen rechtmatig belang bij afschrift van de gevorderde bescheiden
5.4.
Met haar
grieven III en IVkomt ImmoSec op tegen het oordeel van de rechtbank dat een rechtmatig belang bij de gevraagde bescheiden en de afgifte daarvan ontbreekt. Het hof stelt voorop dat voldoende duidelijk moet zijn op welke bescheiden de vordering betrekking heeft, bij gebreke waarvan niet kan worden beoordeeld of, en zo ja in hoeverre, bij inzage in de gevorderde bescheiden voldoende rechtmatig belang bestaat. In die zin is er een samenhang tussen de hiervoor genoemde voorwaarde a) dat er een rechtmatig belang bij de afgifte of inzage is en voorwaarde b) dat de vordering betrekking heeft op bepaalde bescheiden.
5.5.
ImmoSec vordert een grote hoeveelheid bescheiden. Zij heeft bij haar gewijzigde vordering in hoger beroep de bescheiden voor ieder van [geïntimeerden] . apart gesplitst. Samengevat vordert ImmoSec de volgende bescheiden:
[geïntimeerde]
alle interne documenten van [geïntimeerde] die betrekking hebben op communicatie en/of advisering en/of vastlegging van afspraken tussen [geïntimeerde] met de familie [naam] en zien op de totstandkoming van de (bancaire) relatie tussen (de rechtsvoorganger van) ImmoSec en [geïntimeerde] in 2003;
alle interne documenten van [geïntimeerde] die betrekking hebben op communicatie en/of advisering en/of vastlegging van afspraken tussen [geïntimeerde] en de familie [naam] c.q. (de rechtsvoorganger van) ImmoSec tijdens de bancaire relatie van 2003 tot en met de verkoop aan Promontoria in 2015;
de koopovereenkomst tussen [geïntimeerde] en Promontoria van 5 augustus 2015, althans de onderdelen daarvan die betrekking hebben op belangen van schuldenaren van de daarbij verkochte vorderingen;
alle schriftelijke stukken die betrekking hebben op de totstandkoming van de afspraken tussen [geïntimeerde] en Promontoria in 2015 waaronder due diligence-rapporten en analyses;
alle stukken die in 2015 door [geïntimeerde] aan Promontoria zijn overgedragen aangaande de relatie van [geïntimeerde] met (de rechtsvoorganger van) ImmoSec over de periode 2003 – 2015.
Promontoria
de koopovereenkomst tussen [geïntimeerde] en Promontoria van 5 augustus 2015, althans de onderdelen daarvan die betrekking hebben op belangen van schuldenaren van de daarbij verkochte vorderingen;
alle schriftelijke stukken die betrekking hebben op de totstandkoming van de afspraken tussen [geïntimeerde] en Promontoria in 2015 waaronder due diligence-rapporten en analyses;
de koop- en verkoopovereenkomst tussen Promontoria en Ortolan van 10 oktober 2019, althans de onderdelen daarvan die betrekking hebben op belangen van schuldenaren van de daarbij verkochte vorderingen;
alle schriftelijke stukken die betrekking hebben op de totstandkoming van de afspraken tussen Promontoria en Ortolan in 2019 waaronder due diligence-rapporten en analyses;
alle schriftelijke stukken die in 2015 door [geïntimeerde] aan Promontoria zijn overgedragen aangaande de relatie van [geïntimeerde] met (de rechtsvoorganger van) ImmoSec over de periode 2003 – 2015;
alle schriftelijke stukken aangaande de (bancaire) relatie tussen ImmoSec en Promontoria uit de periode 2015 tot aan de overdracht van de vorderingen aan Ortolan in 2019.
Ortolan
de koop- en verkoopovereenkomst tussen Promontoria en Ortolan van 10 oktober 2019, althans de onderdelen daarvan die betrekking hebben op belangen van schuldenaren van de daarbij verkochte vorderingen;
alle schriftelijke stukken die betrekking hebben op de totstandkoming van de afspraken tussen Promontoria en Ortolan in 2019 waaronder due-diligence rapporten en analyses;
alle schriftelijke stukken die in 2019 door Promontoria aan Ortolan zijn overgedragen aangaande de relatie van [geïntimeerde] met (de rechtsvoorganger van) ImmoSec over de periode 2003 – 2015 en aangaande de (bancaire) relatie tussen ImmoSec en Promontoria uit de periode 2015 tot aan de overdracht van de vorderingen aan Ortolan in 2019;
alle schriftelijke stukken aangaande de relatie tussen ImmoSec en Ortolan uit de periode 2019 tot de datum van het te wijzen (eind)arrest.
5.6.
Uit dit overzicht valt op te maken dat de vordering van ImmoSec voor een belangrijk deel ziet op een grote hoeveelheid bescheiden die alleen worden gespecificeerd door het onderwerp en de jaartallen of periodes waarop zij betrekking hebben. Dit geldt voor alle hierboven genoemde categorieën van documenten, met uitzondering van de koopovereenkomst tussen [geïntimeerde] en Promontoria van 5 augustus 2015 (zie categorieën iii en vi) en de koopovereenkomst tussen Promontoria en Ortolan van 10 oktober 2019 (zie categorieën viii en xii).
5.7.
ImmoSec heeft haar rechtmatig belang bij de gevorderde bescheiden als volgt toegelicht. De bescheiden zijn relevant voor het bepalen van ImmoSecs rechtspositie, zowel in de lopende procedures in hoger beroep tegen het 2021-vonnis en het 2023-vonnis, als in een mogelijk door ImmoSec tegen (een of meer van) [geïntimeerden] . te entameren bodemprocedure. ImmoSec stelt dat zij in die bodemprocedure schadevergoeding zal vorderen uit hoofde van een toerekenbare tekortkoming dan wel onrechtmatige daad, wegens schending van de (bijzondere) zorgplicht die op [geïntimeerden] . rust jegens ImmoSec.
5.8.
Immosec heeft slechts in algemene bewoordingen onderbouwd wat haar belang bij de gevorderde bescheiden is. Volgens haar is de informatie ‘dienstig’ aan de in te stellen bodemprocedure en ‘relevant’ in de lopende procedures in hoger beroep voor de vraag of rechtsgeldige cessies hebben plaatsgevonden. Uit haar stellingen blijkt niet hoe specifieke (categorieën van) bescheiden zouden kunnen strekken tot bewijs in de bedoelde aanhangige procedures en de te entameren procedure. De algemene wens van ImmoSec om bewijs te leveren, levert als zodanig geen rechtmatig belang op. Ook de enkele
mogelijkheiddat de bescheiden informatie bevatten die relevant is voor een of meer van die procedures, is niet toereikend om een rechtmatig belang te kunnen aannemen. Voor zover ImmoSec stelt schade te lijden of te hebben geleden door het handelen van [geïntimeerden] ., heeft zij dat niet met feiten of omstandigheden ondersteund. De rechtbank heeft in het 2023-vonnis immers bepaald dat de opzegging van het krediet door Ortolan niet geldig is geweest zodat de leningen op dit moment niet afgelost hoeven te worden. Daarmee zijn de stellingen van ImmoSec ten aanzien van het rechtmatig belang onvoldoende concreet en kan het door haar gestelde belang bij de bescheiden die zij van [geïntimeerden] . vordert, niet worden aangenomen.
5.9.
Ter zitting van het hof heeft ImmoSec toegelicht dat het rechtmatige belang erin gelegen is dat zij in de hiervoor genoemde procedures op drie punten in bewijsnood verkeert: (i) de door ImmoSec gestelde hoogstpersoonlijke duurzame relatie met [geïntimeerde] , (ii) het onderzoek door [geïntimeerde] naar de koper van de vorderingen in 2015, en (iii) de vraag of de transactiedocumentatie tussen [geïntimeerde] en Promontoria in 2015 en tussen Promontoria en Ortolan in 2019 waarborgen bevat ter bescherming van ImmoSecs belangen.
5.10.
Volgens ImmoSec bevinden de documenten die haar stelling dat sprake is (geweest) van een hoogstpersoonlijke duurzame relatie met [geïntimeerde] kunnen onderbouwen, zich in het domein van [geïntimeerde] (categorieën i, ii en v). [geïntimeerde] heeft dit standpunt betwist door erop te wijzen dat zo een hoogstpersoonlijke relatie alleen kan blijken uit afspraken tussen [geïntimeerde] en ImmoSec zelf. Omdat ImmoSec partij zou zijn bij die afspraken, ligt het voor de hand dat zij reeds over deze stukken beschikt, aldus [geïntimeerde] . Naar het oordeel van het hof heeft ImmoSec zowel in haar schriftelijke stukken als ter zitting van het hof niet duidelijk kunnen maken waarom zij zelf niet over de desbetreffende stukken zou beschikken. ImmoSec heeft haar stellingen op dit punt onvoldoende geconcretiseerd, zodat het rechtmatige belang bij de gevorderde stukken niet is komen vast te staan. Dat geldt evenzeer voor categorie x, omdat dat de gespiegelde variant is van categorie v.
5.11.
Ten aanzien van de gevorderde bescheiden in categorie xiv geldt, voor zover die zien op de periode 2003 – 2015, hetgeen het hof hiervoor heeft overwogen in 5.10. Met betrekking tot de bescheiden in categorieën xi en xv en in categorie xiv, voor zover die zien op de periode van 2015 – 2019, is het hof van oordeel dat ImmoSec haar rechtmatig belang daarbij evenmin heeft onderbouwd. Ook hiervoor geldt dat voor de hand ligt dat ImmoSec over deze stukken – die zien op haar relatie met respectievelijk Promontoria en daarna Ortolan – beschikt en zij niet heeft toegelicht dat (en waarom) zij belang heeft bij afschrift van deze stukken. Ook op dit punt heeft ImmoSec haar stellingen onvoldoende geconcretiseerd.
5.12.
Voor zover ImmoSec meent dat haar belang gelegen is in het kunnen onderbouwen van haar standpunt dat [geïntimeerde] onvoldoende onderzoek heeft gedaan naar de koper van de vorderingen in 2015 (categorieën iv en vii), volgt het hof haar daarin niet. [geïntimeerde] heeft toegelicht hoe het verkoopproces in 2015 is verlopen, zodat ImmoSec over die informatie beschikt. Evenmin is duidelijk geworden waarom [geïntimeerde] onderzoek naar de koper van de vorderingen in 2015 relevant is voor ImmoSecs standpunt: zij is immers ook zonder dat onderzoek al van mening dat de keuze voor Promontoria als koper onzorgvuldig en de daaropvolgende overdracht van de vorderingen ongeldig was. Daarmee is niet gebleken van een rechtmatig belang bij afgifte van bescheiden die zien op het traject voorafgaand aan die verkoop.
5.13.
Ten aanzien van de overeenkomsten van 5 augustus 2015 en 10 oktober 2019 (categorieën iii, vi, viii en xii) en de bescheiden die zien op de totstandkoming daarvan (categorieën vii, ix en xiii) heeft ImmoSec gesteld dat haar belang bij kennisneming daarvan erin is gelegen dat zij wil kunnen nagaan of deze overeenkomsten of daaraan voorafgaande schriftelijke stukken waarborgen dat schuldenaren van de verkochte vorderingen, en in elk geval ImmoSec, niet in een slechtere positie komen te verkeren doordat een bank ( [geïntimeerde] ) haar vorderingen cedeert aan een niet-bank. ImmoSec noemt als voorbeeld een ketting- of derdenbeding dat strekt tot voortzetting van kredietrelatie met ImmoSec en de overnemende partij verplicht om ten minste de (bijzondere) zorgplicht jegens ImmoSec in acht te nemen die op [geïntimeerde] rustte. Bij dat laatste kan volgens ImmoSec gedacht worden aan afspraken waarbij de overnemer (eerst Promontoria en vervolgens Ortolan) zou garanderen de vorderingen niet eerder dan in 2035 (het jaar waarin de verstrekte leningen aflopen) liquide te maken, de rente niet te zullen verhogen, en ook overigens de belangen van ImmoSec als kredietnemer niet te zullen veronachtzamen. Hieraan zou volgens ImmoSec een terugkoopoptie moeten worden gekoppeld die mogelijk maakt dat de overdragende partij (eerst [geïntimeerde] en later Promontoria) bij schending een retro-overdracht van de vorderingen kan afdwingen.
5.14.
Ter zitting van het hof hebben [geïntimeerden] . verklaard dat de overeenkomsten waarbij zij partij zijn, de door ImmoSec bedoelde waarborgen niet bevatten. Bij die stand van zaken zijn de vorderingen ten aanzien van de bedoelde overeenkomsten, ook omdat van enig ander rechtens te respecteren belang bij afschrift daarvan niet is gebleken, evenmin toewijsbaar.
5.15.
Het hof komt op grond van het bovenstaande tot het oordeel dat het rechtmatige belang van ImmoSec bij de afgifte van de door haar gevorderde bescheiden ontbreekt, zodat de grieven III en IV falen.
Tussenconclusie
5.16.
Gelet op het falen van de grieven III en IV heeft ImmoSec geen belang bij behandeling van de grieven I en II, omdat gegrondbevinding daarvan niet kan leiden tot vernietiging van het bestreden vonnis. Vanwege het ontbreken van het vereiste rechtmatige belang bij afgifte is geen van de vorderingen van ImmoSec toewijsbaar. Grief V is een veeggrief, die faalt in het voetspoor van de grieven III en IV. Het hof ziet aanleiding om, ten overvloede, het volgende te overwegen naar aanleiding van grief I, die ziet op de maatstaf voor het aannemen van een rechtsbetrekking.
Maatstaf voor het aannemen van een rechtsbetrekking
5.17.
ImmoSec voert met haar
grief Iaan dat de rechtbank een onjuiste maatstaf heeft toegepast door te oordelen dat eerst moet komen vast te staan dat sprake is geweest van een langdurige hoogstpersoonlijke relatie, voordat kan worden beoordeeld of er op [geïntimeerde] een (bijzondere) zorgplicht rustte die met zich bracht dat [geïntimeerde] (extra) maatregelen moest nemen om de belangen van ImmoSec te beschermen. Volgens ImmoSec heeft de rechtbank ten onrechte een oordeel gegeven over de inhoud van de rechtsbetrekking, terwijl het bestaan van die rechtsbetrekking slechts voldoende aannemelijk hoeft te zijn.
5.18.
Bij de beoordeling van een vordering op de voet van artikel 843a Rv moet het bestaan van de rechtsbetrekking waarop de vordering ziet, voldoende aannemelijk zijn. Degene die inzage, afschrift of uittreksel van bewijsmateriaal verlangt om een door hem vermoede tekortkoming of onrechtmatige daad te kunnen aantonen, moet derhalve gemotiveerd zodanige feiten en omstandigheden stellen en met eventueel reeds voorhanden bewijsmateriaal onderbouwen, dat voldoende aannemelijk is dat die tekortkoming of onrechtmatige daad zich heeft voorgedaan of dreigt voor te doen. De vraag wat in het kader van een vordering uit hoofde van artikel 843a Rv bij een gestelde tekortkoming of onrechtmatige daad als een ‘voldoende’ mate van aannemelijkheid kan worden beschouwd, kan niet in algemene zin worden beantwoord. Het komt steeds aan op een waardering van de stellingen en verweren van partijen en de overtuigingskracht van het eventueel reeds overgelegde bewijsmateriaal. De maatstaf is minder streng dan de mate van aannemelijkheid die is vereist voor toewijzing in kort geding van een op (dreigend) tekortschieten of onrechtmatig handelen gebaseerde (ge- of verbods)vordering of vordering tot schadevergoeding maar ligt hoger dan voor de toewijzing van een verzoek tot het in beslag mogen nemen van bewijsmateriaal (vgl. HR 10 juli 2020, ECLI:NL:HR:2020:1251).
5.19.
ImmoSec heeft aan haar vordering tot inzage ten grondslag gelegd dat [geïntimeerden] . zijn tekortgeschoten in de nakoming van de op hen rustende (bijzondere) zorgplicht om (extra) maatregelen te treffen om de belangen van ImmoSec te beschermen. Ter zitting heeft ImmoSec toegelicht dat zij haar inzagevordering (ook) heeft ingesteld om een vordering tegen [geïntimeerde] ter beantwoording van de door de Hoge Raad onbeantwoord gelaten vierde prejudiciële vraag (zie hierboven in 3.6) (nader) te onderbouwen.
5.20.
Anders dan de rechtbank is het hof van oordeel dat voor het aannemen van een rechtsbetrekking in de zin van artikel 843a Rv niet eerst hoeft komen vast te staan dat sprake was van een langdurige hoogstpersoonlijke relatie. Grief I klaagt daar terecht over. De vraag of de door ImmoSec gestelde rechtsbetrekking voldoende aannemelijk is geworden, kan evenwel in het midden blijven, omdat – zoals hiervoor al is toegelicht – het rechtmatige belang bij afgifte ontbreekt en de vorderingen van ImmoSec niet toewijsbaar zijn.
Slotsom
5.21.
De slotsom is dat de grieven geen doel treffen. Het vonnis waarvan beroep zal worden bekrachtigd. ImmoSec is in het hoger beroep in het ongelijk gesteld en zal daarom worden veroordeeld in de proceskosten in het hoger beroep.
5.22.
De kosten aan de zijde van [geïntimeerde] worden begroot op:
- griffierecht € 783,00
- salaris advocaat
€ 2.428,00(tarief II, 2 punten)
Totaal € 3.211,00
5.23.
De kosten aan de zijde van Promontoria en Ortolan worden begroot op:
- griffierecht € 783,00
- salaris advocaat €
2.428,00(tarief II, 2 punten)
Totaal € 3.211,00

6.Beslissing

Het hof:
6.1.
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep;
6.2.
veroordeelt ImmoSec in de kosten van het geding in hoger beroep, tot op heden aan de zijde van [geïntimeerde] vastgesteld op € 3.211,- en op € 178,- voor nasalaris, te vermeerderen met € 92,- voor nasalaris en de kosten van het betekeningsexploot ingeval betekening van dit arrest plaatsvindt, te vermeerderen met de wettelijke rente, indien niet binnen veertien dagen na dit arrest dan wel het verschuldigd worden van de nakosten aan de kostenveroordeling is voldaan;
6.3.
veroordeelt ImmoSec in de kosten van het geding in hoger beroep, tot op heden aan de zijde van Promontoria en Ortolan vastgesteld op € 3.211,- en op € 178,- voor nasalaris, te vermeerderen met € 92,- voor nasalaris en de kosten van het betekeningsexploot ingeval betekening van dit arrest plaatsvindt, te vermeerderen met de wettelijke rente, indien niet binnen veertien dagen na dit arrest dan wel het verschuldigd worden van de nakosten aan de kostenveroordeling is voldaan;
6.4.
verklaart deze veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
6.5.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit arrest is gewezen door mrs. K.A.J. Bisschop, M.M. Kruithof en A.C. van Schaick en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 6 augustus 2024.