Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Ontstaan en loop van het geding
Beslissing
2.Feiten
Feiten
€ 2.300.564
€ 14.023
€ 137.032
3.3. Geschil in hoger beroep
4.4. Het oordeel van de rechtbank
Beoordeling van het geschil
cijfermatige onderbouwingen. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder met het verstrekken van die informatie onvoldoende inzicht gegeven in de bij de rechtbank na de zitting bestaande vragen over (de bedragen van) ‘de verrekende bijdrage van de deelnemende gemeenten’, de post ‘mutatie uit de voorziening ten behoeve van de 100% norm’ en ‘de verrekende inkomsten van de kostenplaatsen GBKZ en de Milieustraat’ (zie punt 6). Verweerder heeft daarmee niet inzichtelijk gemaakt of de gegevens in de door hem gemaakte aansluitingsberekening zijn terug te voeren op de begroting.
5.Beoordeling van het geschil
In dit stuk zijn de (aan riolering toegerekende) kosten van taakveld 2.1 Verkeer en vervoer (€ 144.725), en taakveld 6.3 Inkomensregelingen (€ 30.000) vermeld.
Taakveld 7.2 Riolering(…)
4.2.6. Het taakveld 7.2 Riolering heeft ook inkomsten zoals de verhuur van pompinstallaties (…) en een bijdrage van de deelnemende gemeenten. Deze bijdrage van de gemeenten betreft bijdragen van de gemeenten Zandvoort en Heemstede aan de gemeenschappelijke regeling ‘Gemeentebelastingen Kennemerland Zuid’ (GBKZ) voor de heffing en invordering van lokale heffingen waarvan Bloemendaal centrumgemeente is. De bijdrage van de gemeenten is in het overzicht zoals opgenomen in de paragraaf lokale heffingen in mindering gebracht op de lasten (…). Dat is de aanleiding dat in het taakveld riolering de lasten begroot zijn op
€ 2.909.177,- en in het overzicht van de paragraaf lokale heffing op € 2.300.564,-.
In dat (…) overzicht is de bijdrage van de deelnemende gemeenten ter hoogte van € 608.613,- in mindering gebracht op de totale lasten van het taakveld riolering. De netto lasten bedragen derhalve € 2.300.564,-. (…)
De onttrekkingen uit de reserves dienen ter dekking van de afschrijvingslasten van deze investeringen. Met deze onttrekking worden dus bepaalde investeringen gedekt zodat deze niet tot hogere tarieven leiden.
(…)
Taakveld 6.3 Inkomensregelingen4.2.13. (…) De geraamde kosten voor minimabeleid kwijtscheldingen rioolheffing op taakveld ‘6.3 Inkomensregelingen (…)’ bedraagt € 30.000. (…)
De toerekening van overheadkosten dient te worden gedaan conform de (in 2016 gewijzigde) comptabiliteitsvoorschriften (Besluit Begroting en Verantwoording; hierna BBV). In het gewijzigde BBV wordt met het oog op een grotere transparantie voorgeschreven dat de baten en lasten van overhead niet meer onder de afzonderlijke beleidsprogramma’s geregistreerd mogen worden, maar voortaan centraal in een apart overzicht in de begroting gepresenteerd moeten worden.
Bovendien dienen deze doorbelasting en deze lasten bij de beoordeling of de opbrengslimiet is overschreden geen rol te spelen, omdat het hier niet gaat om kostendekking en lasten van de Verordening rioolheffing waarop die beoordeling heeft te zien (vgl. HR 16 april 2010, ECLI:NL:2010:BM1236, BNB 2010/226).
Het, zoals belanghebbende voorstaat, tot de baten rekenen van de inkomsten van de taakvelden 7.2 en 0.10 heeft dan per saldo geen effect op de te maken vergelijking van de lasten en baten. Indien alsdan wordt uitgegaan van een bedrag aan baten van
€ 2.975.579, zouden de lasten € 3.112.611 bedragen. Ook daarvan uitgaande doet zich geen overschrijding van de opbrengstlimiet voor.
5.16. Volgens de heffingsambtenaar rust op belanghebbende de last om te bewijzen dat vanuit haar perceel niet meer dan 250 m3 water is afgevoerd. Bovendien wordt volgens de heffingsambtenaar ook water waarmee de tuin wordt gesproeid ‘afgevoerd’ in de zin van artikel 5, achtste lid, van de Verordening. Aan het rapport dat belanghebbende heeft genoemd dient volgens de heffingsambtenaar voorbij te worden gegaan, omdat vaststaat dat de hoeveelheid water die naar het perceel van belanghebbende is toegevoerd 325 m3 bedraagt.
(…)
4. Het gebruikersdeel wordt geheven naar het aantal kubieke meters water dat vanuit het perceel wordt afgevoerd.
5. Het aantal kubieke meters water wordt gesteld op het aantal kubieke meters leidingwater, grondwater en oppervlaktewater dat in het laatste jaar aan het begin van [de aan] het belastingjaar voorafgaande verbruiksperiode naar het perceel is toegevoerd of opgepompt.
(…)
8. De op de voet van het vijfde lid berekende hoeveelheid toegevoerd of opgepompt water wordt verminderd met de hoeveelheid water die niet is afgevoerd.
(…)
2. Het tarief voor het gebruikersdeel bedraagt
a. behoudens het bepaalde in sub b van dit lid per perceel € 143,08
b. in afwijking van het bepaalde in sub a. van dit lid per perceel van waaruit meer dan 250 m3 water per jaar wordt afgevoerd:
1. Van 251 tot en met 500 m3 € 143,08
vermeerderd met een bedrag van: 1,67
voor elke m3 boven het aantal van 250 m3;”
Voorts heeft belanghebbende met de enkele stelling dat water is gebruikt voor het sproeien van de tuin haar stelling dat niet meer dan 250 m3 is afgevoerd niet aannemelijk gemaakt.
Het gelijk is op dit punt derhalve aan de heffingsambtenaar.
Voor het inzichtelijk maken van de verschillen tussen de woning en de vergelijkingsobjecten is gebruik gemaakt van de zogenoemde KOUDVL-factoren. In de taxatiematrix zijn volgens de heffingsambtenaar de volgende afwijkingen per factor opgenomen:
Daar waar sprake is van verschillen, is daarmee rekening gehouden door middel van positieve of negatieve correcties en met toepassing van de hiervoor vermelde percentages. Deze percentages zijn door de gemeente vastgesteld en worden op uniforme wijze toegepast, aldus de heffingsambtenaar. Van een black box is volgens hem dan ook geen sprake.
De heffingsambtenaar acht deze stelling tardief.
5.27.2. Naar het oordeel van het Hof houdt de ter zitting van het Hof ingenomen stelling van belanghebbende over de knikpunten een uitbreiding in van de rechtsstrijd zoals deze zich tot dat moment heeft ontwikkeld. Nu het niet een stelling betreft die het Hof ambtshalve zou hebben kunnen opwerpen en deze, indien toelaatbaar, bovendien mede tot een nader onderzoek van feitelijke aard zou nopen, kon van de heffingsambtenaar redelijkerwijs niet worden verwacht dat hij zonder nadere voorbereiding op die stelling zou reageren.
De rechtbank heeft het beroep, voor zover dat was gericht tegen de WOZ-beschikking en de aanslag OZB, terecht ongegrond verklaard (zie r.o. 25 van de uitspraak van de rechtbank).
6.Kosten
7.7. Beslissing
- vernietigt de uitspraak van de rechtbank, met uitzondering van de beslissing ter zake van
het griffierecht;
ontvankelijk;
gebruik) ongegrond, en
ongegrond.
De griffier is verhinderd de uitspraak mede te ondertekenen.
de Hoge Raad der Nederlanden via het webportaal van de Hoge Raad www.hogeraad.nl.
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Alle andere personen en gemachtigden die beroepsmatig rechtsbijstand verlenen, zijn in beginsel verplicht digitaal te procederen (zie www.hogeraad.nl).
www.hogeraad.nl. Informatie over de inlogmiddelen vindt u op
www.hogeraad.nl.
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag.