10.1.In zijn tweede verweerschrift heeft verweerder per heffing een toelichting gegeven hoe de cijfers in de paragraaf lokale heffingen aansluiten op de Begroting. De Begroting bevat een overzicht recapitulatie taakvelden naar programma’s. Aan die recapitulatie ligt een zogenoemde beheersbegroting ten grondslag. Dit is een overzicht van de baten en lasten op grootboekniveau. Verder geldt het volgende:
- In de lasten van de rioolheffing, in de Begroting begroot op € 2.909.177, zijn inkomsten van bijdragen van de gemeenten [plaats B] en [plaats C] aan de gemeenschappelijke regeling Gemeentebelastingen [plaats D] ad € 608.613 opgenomen. Dit betreft uitgaven en inkomsten voortvloeiend uit de heffing en invordering van lokale heffingen waarbij verweerder als centrumgemeente fungeert. De lasten van de rioolheffing zijn daardoor in het overzicht in de paragraaf lokale heffingen € 2.300.564.
- De opbrengst van de rioolheffingen is in de paragraaf lokale heffingen € 2.813.600. In de baten volgens de Begroting ad € 3.573.268 zijn ook meegenomen de bijdrage van de deelnemende gemeenten ad € 608.613, de inkomsten op het taakveld riolering ad € 14.023 en de geraamde mutatie van de voorziening ten behoeve van het voldoen aan de 100%-norm in 2019 ad € 137.032. Dit laatste bedrag is gelijk aan het geschatte tekort van 5% voor 2019. Bepaalde inkomsten zijn dus als negatieve inkomsten aan de lastenzijde in het overzicht in de paragraaf lokale heffingen gepresenteerd en als opbrengsten aan de batenzijde in de Begroting.
- Bij de lasten van de riolering is 1/3e deel van de kosten van het straatvegen meegenomen, te weten € 144.725, net als de geraamde kosten voor het minimabeleid, bestaande uit kwijtscheldingen rioolheffing. Die laatste kosten zijn op grond van ervaringsregels geschat op € 30.000. De overheadkosten die toerekenbaar zijn aan de riolering moeten ook worden meegenomen. Deze kunnen op grond van de verhouding tussen de totale toe te rekenen personeelskosten ad € 9.184.146 ten opzichte van de daarvan aan het taakveld riolering toe te rekenen personeelslasten ad € 255.677 op 2,7839% worden gesteld.
- In de lasten van de afvalstoffenheffing, in de Begroting begroot op € 2.963.437, zijn inkomsten van bijdragen van de gemeenten [plaats B] en [plaats C] aan de gemeenschappelijke regeling Gemeentebelastingen [plaats D] ad € 296.775 opgenomen. Dit betreft uitgaven en inkomsten voortvloeiend uit de heffing en invordering van lokale heffingen waarbij verweerder als centrumgemeente fungeert. Ook zijn daarbij de opbrengsten van de [B-straat] aan de [C-straat] ad € 69.950 meegenomen. De lasten van de rioolheffing zijn daardoor in het overzicht in de paragraaf lokale heffingen € 2.596.712.
- De opbrengst van de afvalstoffenheffing is in de paragraaf lokale heffingen € 3.078.196. In de baten volgens de Begroting ad € 3.796.138 zijn ook meegenomen de bijdrage van de deelnemende gemeenten ad € 296.775, de opbrengsten van de [B-straat] ad € 69.950 en de geraamde opbrengsten van grof- en restafval, glas, et cetera, ad € 351.217.
- Bij de lasten van afval is 1/3e deel van de kosten van het straatvegen meegenomen, te weten € 144.725, als ook de geraamde kosten voor het minimabeleid, bestaande uit kwijtscheldingen afvalstoffenheffing, die op grond van ervaringsregels zijn geschat op € 50.000. De overheadskosten die toerekenbaar zijn aan de riolering moeten ook worden meegenomen. Die kunnen op grond van de verhouding tussen de totale toe te rekenen personeelskosten ad € 9.184.146 ten opzichte van de daarvan aan het taakveld riolering toe te rekenen personeelslasten ad € 126.208 op 1,3742% worden gesteld.