Oordeel van de Rechtbank
3. De Rechtbank heeft geoordeeld, waarbij belanghebbende is aangeduid als eiseres:
“
Schending van de hoorplicht?
3. Eiseres voert aan dat de heffingsambtenaar de hoorplicht heeft geschonden. Volgens eiseres is de bestreden uitspraak in strijd is met artikel 7:9 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).1 De heffingsambtenaar had eiseres namelijk na de bekendmaking van de (voorlopige) taxatietechnische overwegingen nader moeten horen. Door te beslissen voordat dit is gebeurd, is de hoorplicht geschonden.
1. Op grond van artikel 7:9 van de Awb wordt, wanneer na het horen aan het bestuursorgaan feiten of
omstandigheden bekend worden die voor de op het bezwaar te nemen beslissing van aanmerkelijk
belang kunnen zijn, dit aan de belanghebbenden medegedeeld en worden zij in de gelegenheid gesteld
daarover te worden gehoord.
4. De heffingsambtenaar heeft de gemachtigde van eiseres per brief het verslag gestuurd van de hoorzittingen van – zo begrijpt de rechtbank – 16 mei en 22 juni 2018. In die brief staat dat zodra de (voorlopige) taxatietechnische heroverweging is uitgeschreven, een kopie naar de gemachtigde wordt gestuurd.
5. De rechtbank is van oordeel dat het béroep op artikel 7:9 van de Awb niet slaagt. Eiseres heeft alleen in algemene zin verwezen naar de (voorlopige) taxatietechnische overwegingen, maar heeft niet duidelijk gemaakt om welke concrete feiten en omstandigheden het in dit geval gaat. De door eiseres genoemde uitspraak geeft geen aanleiding voor een ander oordeel.2 In die zaak waren er concrete feiten, namelijk de bevindingen van de taxateur van een plaatsopneming, die vereisten dat de betrokkene nader moest worden gehoord.
Strijd met de goede procesorde?
6. Verder stelt eiseres dat de heffingsambtenaar in beroep het taxatierapport ter onderbouwing van de door hem bepleitte waarde te laat heeft overgelegd. Eiseres heeft in dat verband verzocht om beide procedures aan te houden. De heffingsambtenaar stelt dat van een professionele gemachtigde verwacht mag worden dat hij in WOZ-procedures als deze, waarin een week voorafgaand aan de zitting nog stukken worden toegevoegd, voldoende gelegenheid heeft gehad om zich voor te bereiden.
7. De rechtbank stelt vast dat de heffingsambtenaar negen dagen voor de zitting de stukken heeft ingediend bij de rechtbank en dat deze stukken dezelfde dag zijn doorgezonden naar de gemachtigde van eiseres. De rechtbank overweegt dat de heffingsambtenaar de onderbouwing van het standpunt weliswaar erg laat kenbaar heeft gemaakt, maar dat tijdens de zitting is gebleken dat de gemachtigde van eiseres in staat was om het standpunt van de heffingsambtenaar gemotiveerd te weerspreken. De rechtbank concludeert daaruit dat hij zich voldoende heeft kunnen voorbereiden. Het overleggen van het taxatierapport is daarom niet in strijd met de eisen van een goede procesorde. Hetgeen eiseres hierover heeft aangevoerd kan niet leiden tot heropening van het vooronderzoek.
8. Daarnaast stelt eiseres dat de WOZ-waarde van beide woningen 2% lager moet uitvallen omdat zijn woningen op erfpachtgrond staan. Hij heeft gewezen op een brief van 5 februari 2019 van de wethouder van Financiën van de gemeente Amsterdam. In deze brief is vermeld dat is besloten een eenmalige algemene verlaging van 2% toe te passen op de WOZ-waardering van woningen op erfpachtgrond voor de OZB-aanslag 2019. Uitspraken van de rechtbank Amsterdam uit december 2018 zijn aanleiding geweest voor deze eenmalige verlaging, aldus de wethouder. Daarbij wijst eiseres op antwoorden van het college van burgemeester en wethouders in de gemeenteraad.3
3 Gemeenteblad van de gemeente Amsterdam van 2019, afdeling 1, nummer 144: Schriftelijke vragen
van de gemeenteraad ingediend op 10 december 2018.
9. Onder verwijzing naar de brief van de wethouder, heeft eiseres met een beroep op het vertrouwensbeginsel betoogd dat dit gewijzigde beleid ook moet leiden tot een (verdere) verlaging van de OZB-aanslag met 2% van de WOZ-waarde in een ander belastingjaar dan 2019.
10. De rechtbank overweegt dat in de brief van de wethouder expliciet is gesteld dat de verlaging als praktische maatregel alleen wordt toegepast op WOZ-waardebeschikkingen over het belastingjaar 2019. Naar aanleiding van de uitspraken van de rechtbank Amsterdam uit december 2018 is de heffingsambtenaar in hoger beroep gegaan en is een nader onderzoek gestart naar de berekeningssystematiek van de erfpachtcorrectie. Het hoger beroep en het onderzoek zullen ongeveer zes maanden in beslag nemen. Om toch te voldoen aan de wettelijke plicht om de WOZ-beschikkingen van het belastingjaar 2019 nog tijdig - vóór 28 februari 2019 - te kunnen verzenden, is voor deze tijdelijke en beperkte verlaging gekozen. Uit deze toelichting in de brief van de wethouder kan worden afgeleid dat de heffingsambtenaar de huidige manier van berekening van de erfpacht nader wil onderzoeken, maar niet dat hij erkent dat de huidige manier van berekenen van de erfpacht onjuist is. Dat betekent dat met deze brief niet het vertrouwen wordt gewekt dat de erfpacht in eerdere belastingjaren ook moet worden aangepast, waaronder het belastingjaar waar deze zaken betrekking op hebben. Ook uit de vragen die in de raad zijn gesteld, blijkt dit niet. Het antwoord van de wethouder op vraag 4 – waar eiseres op wijst – gaat over de overstapregeling naar eeuwigdurend erfpacht. Daar staat alleen dat de WOZ-waarden uit eerdere belastingjaren waar nog bezwaar of beroep tegen loopt, vooralsnog niet gebruikt zullen worden voor de berekening van het eeuwigdurend erfpacht. Anders dan eiseres stelt, volgt daar niet uit dat de erfpachtcorrectie van de nog niet vaststaande WOZ-waarden uit eerdere belastingjaren een verlaging van 2% krijgen. Het betoog van eiseres slaagt niet.
Modelmatige berekening en andere vergelijkingsobjecten in beroep dan in de bezwaarfase
11. Eiseres voert aan dat de waarde van de woningen kennelijk niet is berekend op grond van de modelmatige waardebepaling en dat sprake is van strijd met het verbod van willekeur en strijd met het vertrouwensbeginsel. De vergelijkingsobjecten hebben een lagere WOZ-waarde dan de transactieprijzen die op de matrix van de heffingsambtenaar staan vermeld. Op grond van controle van grote hoeveelheden gegevens wordt dus een lagere WOZ-waarde berekend en kan worden geconstateerd dat de objecten niet op die modelmatige wijze zijn getaxeerd en dat niet eens is gecontroleerd of het verkoopcijfer wel binnen de marges valt van hetgeen het model laat zien aan gemiddelde prijzen per m2. Op zitting heeft eiseres deze beroepsgrond nader toegelicht. Het komt er volgens eiseres op neer dat de modelmatige waardebepaling tot een lagere waarde leidt dan de vergelijking met (meestal 3) specifiek geselecteerde objecten en dat de modelmatige waardebepaling tot een betrouwbaarder uitkomst leidt, omdat daarbij gebruik wordt gemaakt van veel meer verkoopcijfers dan bij de vergelijkingsmethode. Eiseres wil daarom inzicht hebben in de wijze waarop de WOZ-waarde van de vergelijkingsobjecten oorspronkelijk is berekend en verzoekt de rechtbank daarom de heffingsambtenaar op te dragen stukken over te leggen waaruit blijkt hoe de WOZ-waarde van de vergelijkingsobjecten is bepaald.4
4 Eiseres baseert zich daarbij op het arrest van de Hoge Raad van 17 augustus 2018, te vinden op
12. Dit betoog van eiseres slaagt niet. De Wet WOZ schrijft voor de vaststelling van de waarde in het economisch verkeer van een woning geen specifiek model voor, maar bepaalt dat de waarde van een woning wordt bepaald door middel van een methode van systematische vergelijking met woningen waarvan marktgegevens beschikbaar zijn.5 De heffingsambtenaar, op wie in eerste instantie de bewijslast van de waarde rust, kan daarom een keus maken uit de marktgegevens die naar zijn oordeel de waarde op de beste wijze onderbouwen. De vergelijking met méér data, zoals in de modelmatige waardebepaling, is niet noodzakelijkerwijs beter dan vergelijking met enkele specifiek uitgekozen transacties van vergelijkingsobjecten, omdat de mogelijkheid bestaat dat in de modelmatige waardebepaling ook wordt vergeleken met panden die op onderdelen minder vergelijkbaar zijn met de woning in kwestie, zonder dat rekening is gehouden met de verschillen. De heffingsambtenaar dient vergelijkingsobjecten aan te dragen die voldoende vergelijkbaar zijn met beide woningen van eiseres en waarbij in voldoende mate rekening is gehouden met de verschillen. De heffingsambtenaar heeft naar aanleiding van het ingestelde beroep een nieuw taxatierapport laten opmaken, waarmee het oorspronkelijke taxatieverslag is achterhaald. Er is geen rechtsregel die de heffingsambtenaar verbiedt om in de fase van beroep bij de rechtbank (met inachtneming van de goede procesorde) de door hem vastgestelde waarde nader te onderbouwen en aannemelijk te maken met nieuw of beter bewijsmateriaal. Het staat de heffingsambtenaar dan ook vrij om in beroep een nieuwe matrix met volgens hem betere vergelijkingsobjecten te overleggen.
5 Artikel 4, eerste lid, van de Uitvoeringsregeling instructie waardebepaling Wet waardering
Ten aanzien van zaaknummer AMS 18/6063 ( [adres 1] )
Heeft de heffingsambtenaar aannemelijk gemaakt dat de waarde niet te hoog is vastgesteld?
13. Eiseres vindt dat de heffingsambtenaar de WOZ-waarde te hoog heeft vastgesteld. Eiseres vindt dat de waarde van de woning vastgesteld moet worden op € 1.192.000.
14. De heffingsambtenaar vindt dat hij de waarde niet te hoog heeft vastgesteld. Hij heeft ter onderbouwing van de waarde een taxatierapport ingediend. In dit taxatierapport is de waarde van de woning getaxeerd op € 1.292.500. Het taxatierapport van de heffingsambtenaar bevat verder gegevens en recente verkoopcijfers van andere woningen (de vergelijkingsobjecten), namelijk [adres 3] en [adres 4] en [adres 5] . Volgens de heffingsambtenaar valt uit de verkoopprijzen van deze vergelijkingsobjecten af te leiden dat de WOZ-waarde van de woning van eiseres niet te hoog is vastgesteld.
15. De waarde van de woning wordt bepaald op de waarde die daaraan dient te worden toegekend, indien de volle en onbezwaarde eigendom van de woning zou kunnen worden overgedragen en de verkrijger de woning in de staat waarin deze zich bevindt, onmiddellijk en in volle omvang in gebruik zou kunnen nemen.6 Deze waarde is naar de bedoeling van de wetgever "de prijs welke door de meestbiedende koper besteed zou worden bij aanbieding ten verkoop op de voor de zaak meest geschikte wijze na de beste voorbereiding ".7 De heffingsambtenaar moet aannemelijk maken dat hij de waarde van de woning niet op een te hoog bedrag heeft vastgesteld.
6 Zie artikel 17, tweede lid, van de Wet WOZ.
7 Kamerstukken II 1992/93, 22 885, nr. 3, blz. 44.
16. Om te beoordelen of de heffingsambtenaar aannemelijk heeft gemaakt dat hij de WOZ-waarde niet te hoog heeft vastgesteld, moet de rechtbank de volgende vragen beantwoorden:
1. Zijn de vergelijkingsobjecten voldoende vergelijkbaar met de woning van eiseres?
2. Zo ja, heeft de heffingsambtenaar voldoende rekening gehouden met de verschillen tussen de vergelijkingsobjecten en de woning?
Zijn de vergelijkingsobjecten voldoende vergelijkbaar?
17. De heffingsambtenaar heeft ter onderbouwing van de door hem vastgestelde waarde een taxatierapport overgelegd. Naar volgt uit het taxatierapporten en de matrix is de waarde van de woning bepaald met behulp van een methode van systematische vergelijking met woningen waarvan marktgegevens beschikbaar zijn. De vergelijkingsobjecten hoeven niet identiek te zijn aan de woning, mits voldoende rekening is gehouden met de verschillen.
18. De rechtbank acht de vergelijkingsobjecten goed vergelijkbaar met de woning. De in het taxatierapport van de heffingsambtenaar genoemde vergelijkingsobjecten zijn alle tussenwoningen, niet te ver van de waardepeildatum verkocht en wat type, bouwjaar, ligging, kwaliteit en onderhoudstoestand betreft goed vergelijkbaar met de woning. De verschillen tussen de woning en de vergelijkingsobjecten zijn niet zo groot dat de vergelijkingsobjecten in het geheel niet bruikbaar zijn. De verkoopprijzen van de vergelijkingsobjecten zijn daarom een goed uitgangspunt bij het bepalen van de waarde van de woning. Eiseres heeft dat ook niet betwist.
Heeft de heffingsambtenaar voldoende rekening gehouden met de verschillen?
19. De heffingsambtenaar heeft op de verkoopprijzen van de vergelijkingsobjecten een correctie toegepast voor het verschil tussen verkoop van het recht van erfpacht en verkoop van de volle eigendom. De WOZ-waarde moet immers volgens de wet worden bepaald op de waarde die aan de onroerende zaak dient te worden toegekend, indien de volle en onbezwaarde eigendom daarvan zou kunnen worden overgedragen. Van de vergelijkingsobjecten is echter niet de volle en onbezwaarde eigendom verkocht, maar een recht van erfpacht. Het eigendomsrecht berust bij de gemeente Amsterdam. Omdat aannemelijk is dat de waarde van een recht van erfpacht lager is dan de waarde van de volle eigendom, moet er een correctie worden toegepast op de transactieprijzen van het recht op erfpacht.
20. Eiseres voert aan dat de heffingsambtenaar de erfpachtcorrectie niet juist heeft berekend.
21. De rechtbank stelt vast dat de erfpachtcorrecties geen invloed hebben op de vastgestelde waarde van de woning van eiseres. De erfpachtcorrecties bij de vergelijkingsobjecten zijn namelijk achtereenvolgens € 67.399,-, € 75.712,- en € 82.051,-. Omgerekend bedraagt de erfpachtcorrectie hiermee gemiddeld € 343,- per m2-woningdeel. Maar dat is minder dan het verschil tussen de m2-prijs van het woondeel van de vergelijkingsobjecten (gemiddeld € 5.546,-) en die van de woning van eiseres (€ 4.984,-). Dat betekent dat ook als de erfpachtcorrectie geheel buiten beschouwing zou worden gelaten, de m2-prijzen van het woondeel van de vergelijkingsobjecten nog steeds boven de waarde van het woondeel van de woning van eiseres liggen. Deze beroepsgrond kan daarom niet slagen, zelfs al zou de heffingsambtenaar de erfpachtcorrectie verkeerd hebben berekend.
-Objectkenmerken vergelijkingsobjecten
22. Eiseres voert aan dat bij de woning sprake is van scheurvorming en een gedateerde badkamer en keuken. Ook is er geluidsovérlast van een naschoolse opvang.
23. De rechtbank stelt vast dat de heffingsambtenaar in de matrix rekening heeft gehouden met de mindere ligging van de woning. Verder stelt de rechtbank vast dat de heffingsambtenaar, voor zover al sprake zou zijn van verschillen in kwaliteit en onderhoud tussen de woning en de vergelijkingsobjecten, hiermee voldoende rekening heeft gehouden. De getaxeerde vierkantemeterprijs van de woning van eiseres (€ 4.984,-) is lager dan de gemiddelde vierkantemeterprijs van het woningdeel van de vergelijkingsobjecten (€ 5.546,-). Voor zover de naschoolse opvang (verkeers)overlast geeft door het halen en brengen van kinderen overweegt de rechtbank dat deze overlast op schooldagen relatief kortdurend is. Naar het oordeel van de rechtbank is dan ook geen sprake van voortdurende overlast die een waardedrukkend effect op de waarde van de woning heeft. Dit soort overlast, hoe vervelend ook, is inherent aan het wonen in een drukke en dichtbevolkte stad als [woonplaats] . Daarnaast heeft eiseres niet aangetoond dat de ervaren overlast wel op de woning, maar niet op de vergelijkingspanden een bijzonder waardedrukkend effect heeft.
24. Eiseres stelt dat het woonoppervlakte van de vergelijkingsobjecten onjuist zijn. Verder is volgens eiseres onvoldoende rekening gehouden met de aanwezigheid van een balkon bij [adres 4] en dat de oppervlakte van het balkon van [adres 5] onjuist is.
25. De heffingsambtenaar heeft toegelicht dat woningen vanaf de bouwtekeningen worden ingemeten. In sommige gevallen wordt (ook) ter plaatse gemeten. De heffingsambtenaar maakt daarbij gebruik van de NEN-norm 2580, een meetinstructie voor gebruiksoppervlakte van woningen.
26. Eiseres heeft niet betwist dat de door de heffingsambtenaar berekende oppervlakte van het woningdeel overeenkomt met de bouwtekeningen van de woning. De rechtbank oordeelt dat er geen grond is om te twijfelen aan de door de taxateur van de heffingsambtenaar op basis van de bouwtekeningen berekende oppervlakte van het woningdeel van de woning. De (enkele) verwijzing van eiseres naar de oppervlaktegegevens in de BAG en het WOZ-waardeloket is daarvoor onvoldoende. Deze bronnen vermelden weliswaar een enigermate andere oppervlakte dan door de taxateur is berekend, maar onduidelijk is gebleven hoe deze uitkomst tot stand is gekomen.
27. De taxateur heeft op de zitting toegelicht dat in [woonplaats] een buitenruimte in de vorm van een balkon van verwaarloosbare invloed op de WOZ-waarde is als de woning ook een tuin heeft, zoals hier het geval is bij de woning en de vergelijkingsobjecten. Tussen partijen is niet in geschil dat de woning buitenruimte in de vorm van grond heeft waar de heffingsambtenaar een waarde aan heeft toegekend. De rechtbank vindt het aannemelijk dat een (groter) balkon geen extra waardestijgend effect heeft op de woning, als de woning al een buitenruimte in de vorm van grond heeft.
28. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de heffingsambtenaar met het overgelegde taxatierapport, in combinatie met de daarop ter zitting gegeven toelichting, aannemelijk heeft gemaakt dat de waarde van de woning niet te hoog is vastgesteld.
Ten aanzien van zaaknummer AMS 18/6684 ( [adres 2] )
Heeft de heffingsambtenaar aannemelijk gemaakt dat de waarde niet te hoog is vastgesteld?
29. Eiseres vindt dat de heffingsambtenaar de WOZ-waarde te hoog heeft vastgesteld. Eiseres vindt dat de waarde van de woning vastgesteld moet worden op € 230.000.
30. Eiseres stelt dat de WOZ-waarde van de woning ten onrechte niet is gebaseerd op het eigen aankoopprijs. Zij heeft de woning op 18 juni 2015 voor € 230.000 gekocht. De rechtbank stelt vast dat deze rechtbank voor het belastingjaar 2017 dezelfde vraag al heeft beantwoord. Deze rechtbank heeft in de uitspraak van 3 oktober 20188 – kortgezegd – geoordeeld dat het om een verkoop aan een zittende huurder, althans gebruiker, gaat en dat de door transactieprijs niet marktconform is. De gemachtigde van eiseres heeft op de zitting verklaard dat er in dit dossier geen andere feiten en omstandigheden spelen dan in die zaak speelden. Gelet hierop is er naar het oordeel van de rechtbank geen aanleiding hier anders over te oordelen. De heffingsambtenaar hoefde deze transactie daarom niet te betrekken bij de bepaling van de WOZ-waarde van de woning van eiseres.
31. De heffingsambtenaar vindt dat hij de waarde niet te hoog heeft vastgesteld. Hij
heeft ter onderbouwing van de waarde een taxatierapport ingediend. In dit taxatierapport is
de waarde van de woning getaxeerd op € 477.500. Het taxatierapport van de
heffingsambtenaar bevat verder gegevens en recente verkoopcijfers van andere woningen (de
vergelijkingsobjecten), namelijk [adres 6] , [adres 7] en [adres 8]
. Volgens de heffingsambtenaar valt uit de verkoopprijzen van deze
vergelijkingsobjecten af te leiden dat de WOZ-waarde van de woning van eiseres niet te
hoog is vastgesteld.
32. De rechtbank verwijst voor het rechtskader naar rechtsoverweging 15 en 16.
Zijn de vergelijkingsobjecten voldoende vergelijkbaar?
33. De heffingsambtenaar heeft ter onderbouwing van de door hem vastgestelde waarde een taxatierapport overgelegd. Naar volgt uit het taxatierapport en de matrix is de waarde van de woning bepaald met behulp van een methode van systematische vergelijking met woningen waarvan marktgegevens beschikbaar zijn. De vergelijkingsobjecten hoeven niet identiek te zijn aan de woning, mits voldoende rekening is gehouden met de verschillen.
34. De rechtbank acht de vergelijkingsobjecten goed vergelijkbaar met de woning. De in het taxatierapport van de heffingsambtenaar genoemde vergelijkingsobjecten zijn alle bovenwoningen, niet te ver van de waardepeildatum verkocht en wat type, bouwjaar, ligging, kwaliteit en onderhoudstoestand betreft goed vergelijkbaar met de woning. De verschillen tussen de woning en de vergelijkingsobjecten zijn niet zo groot dat de vergelijkingsobjecten in het geheel niet bruikbaar zijn. De verkoopprijzen van de vergelijkingsobjecten zijn daarom een goed uitgangspunt bij het bepalen van de waarde van de woning. Eiseres heeft dat ook niet betwist.
35. Eiseres heeft aangevoerd dat de heffingsambtenaar de woonoppervlakte van de woning niet juist heeft vastgesteld, maar op zitting heeft de gemachtigde van eiseres erkend dat de oppervlakte van de woning 85 m 2 is. De oppervlakte van de woning staat tussen partijen dus niet langer meer ter discussie.
Heeft de heffingsambtenaar voldoende rekening gehouden met de verschillen?
36. Eiseres voert aan dat de heffingsambtenaar de erfpachtcorrectie niet juist heeft berekend.
37. De rechtbank stelt vast dat de erfpachtcorrecties geen invloed hebben op de vastgestelde waarde van de woning van eiseres. De erfpachtcorrecties bij de vergelijkingsobjecten zijn namelijk achtereenvolgens € 6.448,-, € 5.688,- en € 5.978,-. Omgerekend bedraagt de erfpachtcorrectie hiermee gemiddeld € 21,- per m2-woningdeel. Maar dat is minder dan het verschil tussen de m2-prijs bij gemiddelde kwaliteit en onderhoud van het woningdeel van het woondeel van de vergelijkingsobjecten (gemiddeld € 6.059,-) en die van de woning van eiseres (€ 5.620,-). Dat betekent dat ook als de erfpachtcorrectie geheel buiten beschouwing zou worden gelaten, de m2-prijzen van het woondeel van de vergelijkingsobjecten nog steeds boven de waarde van het woondeel van de woning van eiseres liggen. Deze beroepsgrond kan daarom niet slagen, zelfs al zou de heffingsambtenaar de erfpachtcorrectie verkeerd hebben berekend.
38. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de heffingsambtenaar met het overgelegde taxatierapport, in combinatie met de daarop ter zitting gegeven toelichting, aannemelijk heeft gemaakt dat de waarde van de woning niet te hoog is vastgesteld.
39. Eiseres voert nog aan dat de heffingsambtenaar de waarde van beide woningen naar beneden had moeten afronden op duizendtallen. Eiseres beroept zich hierbij op een conclusie van de procureur-generaal bij de Hoge Raad van 29 december 20099 en op informatie (op de website) van de Waarderingskamer.
40. Deze beroepsgrond slaagt niet. De rechtbank stelt voorop dat in de Wet WOZ geen regels zijn opgenomen over de afronding van de vastgestelde waarde. De conclusie van de procureur-generaal bij de Hoge Raad waar eiseres naar verwijst gaat, onder andere, over de gevolgen van het toepassen van de (per 1 oktober 2015 afgeschafte) Fierensmarge. De Fierensmarge was gericht op het opwerpen van een drempel voor bezwaar en beroep om conflicten over relatief kleine belangen te beperken en de Wet WOZ uitvoerbaar te maken. Dit betreft een andere discussie, die geen aanknopingspunten biedt voor de stelling van eiseres. Voor zover de Waarderingskamer heeft bepaald dat de waarde van een woning naar beneden moet worden afgerond op duizendtallen, is dat geen voorschrift waaraan de heffingsambtenaar is gehouden.10