ECLI:NL:GHAMS:2021:3393
Gerechtshof Amsterdam
- Rekestprocedure
- Rechtspraak.nl
Verzoek om schadevergoeding na voorlopige hechtenis in strafzaak zonder strafoplegging
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 9 november 2021 uitspraak gedaan in een rekestprocedure waarin verzoekster een schadevergoeding vroeg voor geleden schade als gevolg van voorlopige hechtenis. Het verzoekschrift was op 14 juli 2021 ingekomen, en na een behandeling in raadkamer, waarbij de advocaat-generaal en de advocaat van verzoekster zijn gehoord, heeft het hof de zaak beoordeeld. Verzoekster had schade geleden door een verzekering en voorlopige hechtenis, en vroeg een vergoeding van in totaal € 2.570,00, bestaande uit € 1.890,00 voor schade en € 680,00 voor rechtsbijstand.
Het hof oordeelde dat de voorlopige hechtenis rechtmatig was, omdat er ernstige bezwaren tegen verzoekster bestonden. De enkele omstandigheid dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk was verklaard, gaf geen automatisch recht op schadevergoeding. Het hof concludeerde dat verzoekster in belangrijke mate zelf verantwoordelijk was voor de situatie waarin zij zich bevond, aangezien zij betrokken was bij de productie van illegale sigaretten en eerder had verklaard dat zij vermoedde dat de fabriek illegaal was. Daarom werd het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
Wel werd er een vergoeding van € 340,00 toegekend voor de kosten van rechtsbijstand in de verzoekschriftprocedure, omdat de verzoekschriften van verzoekster en haar medeverdachte door dezelfde advocaat waren ingediend en gelijktijdig waren behandeld. De beslissing werd genomen met inachtneming van de omstandigheden van het geval en de relevante wetgeving, waaronder de artikelen 530 en 534 van het Wetboek van Strafvordering.