In deze zaak gaat het om een hoger beroep in kort geding dat is ingesteld door Yin Yang Exploitatie B.V. en andere appellanten tegen ING Bank N.V. De zaak betreft de beëindiging van de bankrelaties van Yin Yang c.s. door ING, die dit deed op basis van verdenkingen van betrokkenheid bij witwassen en valsheid in geschrifte. De voorzieningenrechter in de rechtbank Amsterdam had eerder de vordering van Yin Yang c.s. afgewezen, waarbij zij oordeelde dat ING gerechtvaardigde redenen had om de bankrelatie te beëindigen. Yin Yang c.s. hebben in hoger beroep gesteld dat ING onvoldoende rekening heeft gehouden met hun belangen en dat de beëindiging van de bankrelatie onredelijk is.
De feiten van de zaak zijn als volgt: Yin Yang c.s. exploiteren sinds 1994 een ontmoetingscentrum, ook wel bekend als een saunaclub. Sinds 2008 hebben zij een bankrelatie met ING, waarbij zij ieder over een zakelijke bankrekening beschikken. ING heeft de bankrelatie opgezegd na een politie-inval in de saunaclub, waarbij drugs en andere verboden middelen zijn aangetroffen. ING heeft aangegeven dat zij geen vertrouwen meer heeft in de bankrelatie vanwege de grote contante stortingen en de verdenkingen van witwassen.
Het hof heeft in zijn beoordeling de belangen van beide partijen afgewogen. Enerzijds heeft het hof erkend dat de beëindiging van de bankrelatie grote gevolgen heeft voor Yin Yang c.s., die afhankelijk zijn van hun bankrekening voor hun bedrijfsvoering. Anderzijds heeft het hof vastgesteld dat ING een gerechtvaardigd belang heeft bij het beschermen van haar reputatie en het voldoen aan haar wettelijke verplichtingen op het gebied van witwaspreventie. Het hof heeft geoordeeld dat ING voldoende maatregelen heeft genomen en dat de beëindiging van de bankrelatie niet onredelijk is. Het hof heeft de vordering van Yin Yang c.s. gedeeltelijk toegewezen door ING te veroordelen de bankrelatie met Stichting CS Bedrijven voort te zetten tot vier weken na de uitspraak, maar heeft de overige vorderingen afgewezen.