In deze zaak vorderen eisers, bestaande uit een dermatoloog en zijn vennootschappen, dat de ING Bank N.V. wordt verboden om hun bancaire rekeningen te beëindigen. De achtergrond van de zaak ligt in de opzegging van de bankrelatie door ING, die dit deed op basis van zorgen over de herkomst van contante opnames en de betrokkenheid van eiser bij mediaberichten over een verdachte. De rechtbank heeft de procedure gevolgd, waarbij onder andere een kort geding heeft plaatsgevonden. De eisers stellen dat de opzegging onaanvaardbaar is, omdat zij geen verplichting hebben om het bestedingsdoel van legitiem verkregen gelden te verantwoorden. ING daarentegen betwist dit en stelt dat de opzegging gerechtvaardigd is op basis van de artikelen in de Algemene Bankvoorwaarden en de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (Wwft). De rechtbank oordeelt dat ING voldoende redenen had om de bancaire relatie te beëindigen, gezien de onduidelijkheden rondom de contante opnames en de media-aandacht voor eiser. De rechtbank wijst de vorderingen van eisers af en veroordeelt hen in de proceskosten.