In deze zaak gaat het om een gewezen ambtenaar die in hoger beroep is gegaan tegen een feitelijke handeling die zich tijdens zijn dienstverband heeft voorgedaan. De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat het bezwaar van de appellant tegen de indeling bij een onderzoeksgroep te laat is ingediend en daarom niet-ontvankelijk is. De Raad bevestigt dat de burgerlijke rechter niet bevoegd is, in tegenstelling tot de eerdere uitspraak van de rechtbank. De appellant had eerder bezwaar kunnen maken, maar heeft gewacht tot 2020, wat niet als verschoonbaar wordt beschouwd. Daarnaast is het bezwaar tegen een niet-bestaand indelingsbesluit ook niet-ontvankelijk verklaard, waarbij de Raad oordeelt dat het beroep misbruik van recht oplevert. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en veroordeelt de appellant in de proceskosten van het college. De uitspraak benadrukt de noodzaak van tijdige indiening van bezwaren en de gevolgen van misbruik van procesrecht.