Uitspraak
OVERWEGINGEN
“3.3.1. In hetgeen door verzoeker bij het verzoek om herziening is aangevoerd heeft de Raad geen feiten of omstandigheden aangetroffen die voldoen aan de drie in artikel 8:119, eerste lid, van de Awb omschreven cumulatieve voorwaarden.
3.3.2. Er valt - zo al is voldaan aan de vereisten van artikel 8:119, eerste lid, aanhef en onder a en b, van de Awb - in het bijzonder niet in te zien dat de door verzoeker bedoelde feiten en omstandigheden voldoen aan het vereiste van artikel 8:119, eerste lid, aanhef en onder c, van de Awb. De (administratieve) verklaring waarop verzoeker zich beroept kan niet tot een ander oordeel leiden dan in de uitspraak van 4 april 2013 is neergelegd. De verklaring laat onverlet de feiten en omstandigheden die bij de beoordeling van de geschillen tussen partijen door de Raad hebben meegewogen. In het bijzonder de vaststelling door de Raad, dat verzoeker (in elk geval) geen deel uitmaakte van het onderdeel van [programma] dat zich bezig hield met de ontwikkeling van halfgeleiders ten behoeve van zonnecellen, welk onderdeel het college wenste te handhaven en wenste in te bedden in het nieuwe onderzoeksprogramma Nanofotonica, en de daarop voortbouwende conclusie dat het samenstel van werkzaamheden dat aan verzoeker was opgedragen met het verdwijnen van het onderzoeksprogramma [programma] is komen te vervallen, komt door de meergenoemde verklaring niet in een ander daglicht te staan.
3.3.3. Het verzoek om herziening is er in wezen op gericht op basis van al bekende gegevens een - bij het rechtsmiddel van herziening niet passende - hernieuwde discussie te voeren over de in de uitspraak van 4 april 2013 besliste rechtsvragen.”
b. een ongedateerd overzicht ‘Algemene gegevens’, dat volgens verzoeker op 26 mei 2009 als bijlage is verzonden aan de Toetsingscommissie als bedoeld in artikel 9.15 van de CAO Nederlandse Universiteiten, en waarin, voor zover van belang, “Faculteit, afdeling: [naam programma]” is vermeld;
a. hebben plaatsgevonden vóór de uitspraak,
b. bij de indiener van het verzoekschrift vóór de uitspraak niet bekend waren en redelijkerwijs niet bekend konden zijn, en
c. waren zij bij de Raad eerder bekend geweest, tot een andere uitspraak zouden hebben kunnen leiden.