ECLI:NL:CRVB:2025:499

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
6 maart 2025
Publicatiedatum
7 april 2025
Zaaknummer
23/2949 WOJ-W
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om wraking van behandelend rechters in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 6 maart 2025 een verzoek om wraking van de behandelend rechters afgewezen. Verzoeker had eerder verzocht om herziening van een uitspraak van de Raad van 6 april 2016, waarin hij betrokken was in een geding tegen het college van burgemeester en wethouders van Capelle aan den IJssel. Verzoeker voerde aan dat de behandelend rechters niet onpartijdig waren, omdat zij een collega-rechter niet als getuige wilden horen. De Raad heeft echter geoordeeld dat het verzoek om wraking misbruik van het rechtsmiddel is, aangezien verzoeker eerder al meerdere wrakingsverzoeken had ingediend en niet onderbouwde argumenten aanvoerde. De Raad benadrukte dat wraking niet bedoeld is als een middel om procedurele beslissingen aan te vechten. De beslissing om het verzoek niet in behandeling te nemen is genomen zonder zitting, op basis van de regels uit de Algemene wet bestuursrecht en de Wrakings- en verschoningsregeling bestuursrechterlijke colleges. De Raad heeft ook bepaald dat een volgend verzoek om wraking in deze zaak niet in behandeling zal worden genomen, gezien het misbruik van het wrakingsmiddel door verzoeker. De beslissing is openbaar uitgesproken en de relevante wet- en regelgeving is in de bijlage bij de beslissing opgenomen.

Uitspraak

23/2949 WOJ-W
Datum beslissing: 6 maart 2025
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Beslissing op het verzoek om wraking gedaan door
[verzoeker] te [woonplaats] (verzoeker)
PROCESVERLOOP
Verzoeker heeft verzocht om herziening van de uitspraak van de Raad van 6 april 2016, ECLI:NL:CRVB:2016:1305, in een geding tussen verzoeker en het college van burgemeester en wethouders van Capelle aan den IJssel. Deze uitspraak is gedaan door M.F. Wagner als voorzitter en D.S. de Vries en L.M. Tobé als leden. Verzoeker heeft de Raad daarbij verzocht L.M. Tobé als getuige te horen omdat zij er volgens hem evident naast zat.
Bij brief van 4 februari 2025 heeft de Raad aan partijen meegedeeld dat het hoger beroep zal worden behandeld ter zitting op 27 februari 2025 door E.E.V. Lenos, K.M.P. Jacobs en C.W.C.A. Bruggeman (behandelend rechters).
Bij brief van 12 februari 2024 heeft de Raad het verzoek van verzoeker om L.M. Tobé als getuige te horen afgewezen en daarbij vermeld dat een bij een uitspraak betrokken rechter niet kan verklaren over de overwegingen om tot een bepaalde uitspraak te komen.
Bij e-mailbericht van 17 februari 2025 heeft verzoeker verzocht om wraking van de behandelend rechters. De behandelend rechters hebben bij brief van 24 februari 2025 op het verzoek gereageerd en te kennen gegeven niet in de wraking te berusten.

OVERWEGINGEN

1. De regels uit de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en de Wrakings- en verschoningsregeling bestuursrechterlijke colleges 2022 (Regeling) die voor de beoordeling van de verzoeken om wraking belangrijk zijn, zijn te vinden in de bijlage bij deze beslissing. De bijlage maakt deel uit van de beslissing.
2. Verzoeker heeft ter onderbouwing van zijn verzoek om wraking onder meer het volgende vermeld: “Uw brief d.d. 12 februari 2025 heb ik ontvangen. Daarin stelt u dat “de bij een uitspraak betrokken rechter niet kan verklaren over de overwegingen om tot een bepaalde uitspraak te komen”. Dat is in ieder geval in zoverre onjuist, omdat een rechter geen verschoningsrecht heeft. Ook kan een rechter wel degelijk gehoord worden in het kader van onrechtmatige rechtspraak. Het onderdeel “geheim van de raadkamer” betreft wel een exclusief rechtersrecht. Echter, er blijft genoeg over. In dit geval gaat het om het frustreren van mijn recht op een daadwerkelijk rechtsmiddel (13 EVRM), toegang tot een competente rechter (6 EVRM) en bescherming van mijn family life (8 EVRM) en discriminatie van mij als ouder zonder gezag (art. 14 EVRM). In zoverre is uw stelling dus op diverse punten onjuist. […] Ik ga niet akkoord met de WC-Eend actie dat de CRvB de eigen blunderende rechters beschermt, zeker niet de herzieningsprocedure daartoe loopt.”
3. Gelet op de door verzoeker gebezigde bewoordingen kan het verzoek om wraking van de behandelend rechters niet anders worden verstaan dan als de aanwending van de bevoegdheid tot wraking voor een ander doel dan waarvoor deze is gegeven. Verzoeker dient vaak wrakingsverzoeken in en maakt ook veelvuldig misbruik van het wrakingsmiddel om hem onwelgevallige procesbeslissingen aan te vechten. [1] Hij is er in de beslissingen volgend op die wrakingsverzoeken meermaals op gewezen dat wraking niet is bedoeld als rechtsmiddel tegen procedurele beslissingen van de rechters die een zaak behandelen. De vraag of zo’n beslissing al dan niet juist is, staat niet ter beoordeling in de wrakingsprocedure. Verzoeker was er dus mee bekend dat dit argument op zichzelf geen grond kan vormen voor wraking, maar legde dat toch ten grondslag aan zijn verzoek.
4. Wat verzoeker over de rechterlijke onpartijdigheid aanvoert, namelijk dat de behandelend rechters door middel van hun beslissing een collega-rechter niet als getuige te horen een volgens verzoeker blunderende collega-rechter beschermen, volgt niet uit die beslissing en heeft hij verder ook op geen enkele manier onderbouwd. Het verzoek geeft kortom evident blijk van misbruik van het wrakingsmiddel. Met toepassing van artikel 3, vierde lid, aanhef en onder g, van de Regeling zal het verzoek om wraking daarom, zonder daartoe een zitting te houden, niet in behandeling worden genomen.
5. Gelet op wat onder 3 en 4 is overwogen wordt verder met toepassing van artikel 8:18, vierde lid, van de Awb bepaald dat een volgend verzoek van verzoeker om wraking in deze zaak niet in behandeling wordt genomen.
6. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
  • neemt het verzoek om wraking van de behandelend rechters van 17 februari 2025 niet in behandeling;
  • bepaalt dat een volgend verzoek van verzoeker om wraking in deze zaak niet in behandeling wordt genomen.
Deze beslissing is gedaan door E. Dijt als voorzitter en E.C.E. Marechal en E.W. Akkerman als leden, in tegenwoordigheid van S. Ploum als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 6 maart 2025.
(getekend) E. Dijt
(getekend) S. Ploum

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Artikel 8:15 van de Awb
Op verzoek van een partij kan elk van de rechters die een zaak behandelen, worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
Artikel 8:16 van de Awb
1. Het verzoek wordt gedaan zodra de feiten of omstandigheden aan de verzoeker bekend zijn geworden.
2. Het verzoek geschiedt schriftelijk en is gemotiveerd. Na de aanvang van het onderzoek ter zitting onderscheidenlijk na de aanvang van het horen van partijen of getuigen in het vooronderzoek kan het ook mondeling geschieden.
3. Alle feiten of omstandigheden moeten tegelijk worden voorgedragen.
4. Een volgend verzoek om wraking van dezelfde rechter wordt niet in behandeling genomen, tenzij feiten of omstandigheden worden voorgedragen die pas na het eerdere verzoek aan de verzoeker bekend zijn geworden.
5. Geschiedt het verzoek ter zitting, dan wordt het onderzoek ter zitting geschorst.
Artikel 8:18 van de Awb
1. Het verzoek om wraking wordt zo spoedig mogelijk ter zitting behandeld door een meervoudige kamer waarin de rechter wiens wraking is verzocht, geen zitting heeft.
2. De verzoeker en de rechter wiens wraking is verzocht, worden in de gelegenheid gesteld te worden gehoord. De bestuursrechter kan ambtshalve of op verzoek van de verzoeker of de rechter wiens wraking is verzocht, bepalen dat zij niet in elkaars aanwezigheid zullen worden gehoord.
3. De bestuursrechter beslist zo spoedig mogelijk. De bestuursrechter spreekt de beslissing in het openbaar uit. De beslissing is gemotiveerd en wordt onverwijld aan de verzoeker, de andere partijen en de rechter wiens wraking was verzocht medegedeeld.
4. In geval van misbruik kan de bestuursrechter bepalen dat een volgend verzoek niet in behandeling wordt genomen. Hiervan wordt in de beslissing melding gemaakt.
5. Tegen de beslissing staat geen rechtsmiddel open.
Artikel 3 van de Regeling – Het niet in behandeling nemen van een verzoek
1. Een verzoek om wraking wordt door de behandelend kamer niet voorgelegd aan de wrakingskamer indien het een volgend verzoek betreft en de wrakingskamer eerder wegens misbruik heeft bepaald dat zulk een verzoek niet in behandeling zal worden genomen.
[..]
4. De wrakingskamer kan zonder daartoe een zitting te houden beslissen een verzoek om wraking niet in behandeling te nemen indien:
het niet afkomstig is van een partij;
het is gedaan nadat in de hoofdzaak de einduitspraak openbaar is gemaakt;
het geen betrekking heeft op een met de behandeling van de zaak belast lid van het college;
het betrekking heeft op het college als zodanig;
het een volgend verzoek ten aanzien van hetzelfde lid of dezelfde leden betreft en geen feiten of omstandigheden worden voorgedragen die pas na het eerdere verzoek aan de verzoeker bekend zijn geworden;
het niet is gemotiveerd;
het evident blijk geeft van misbruik van het wrakingsmiddel.
5. Een verzoek om wraking van een of meer leden van de wrakingskamer wordt door de wrakingskamer niet voorgelegd aan een andere wrakingskamer indien zich een van de gevallen, bedoeld in het vierde lid, voordoet.
6. Indien de wrakingskamer beslist dat het verzoek om wraking niet in behandeling wordt genomen, wordt de behandeling van de zaak voortgezet. De beslissing van de wrakingskamer om het verzoek niet in behandeling te nemen wordt met vermelding van de gronden schriftelijk aan partijen medegedeeld.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Raad van 22 januari 2024, ECLI:NL:CRVB:2024:613; Rb. Rotterdam 8 april 2020, ECLI:NL:RBROT:2020:3160; Rb. Rotterdam 15 november 2024, ECLI:NL:RBROT:2024:11383; Hof Den haag 26 maart 2021, ECLI:NL:GHDHA:2021:591.