ECLI:NL:CRVB:2016:1305
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het belanghebbendebegrip in jeugdzorgzaken met betrekking tot de biologische vader
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 6 april 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. De appellant, de biologische vader van een minderjarige, was ontheven van het ouderlijk gezag en had bezwaar gemaakt tegen een indicatiebesluit van bureau jeugdzorg. Het college van burgemeester en wethouders van Capelle aan den IJssel, als rechtsopvolger van bureau jeugdzorg, had het bezwaar van de appellant niet-ontvankelijk verklaard, omdat hij volgens hen geen belanghebbende was in de zin van artikel 1:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De Raad heeft vastgesteld dat de appellant geen rechtstreekse belangen had bij het indicatiebesluit, aangezien hij ontheven was van het ouderlijk gezag en daardoor niet meer de verantwoordelijkheden had die bij het opvoeden van het kind komen kijken. De Raad heeft de argumenten van de appellant, waaronder de verwijzing naar civiele jurisprudentie en het gelijkheidsbeginsel, verworpen. De Raad concludeerde dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat de appellant geen belanghebbende was en bevestigde de eerdere uitspraak. De Raad oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.