ECLI:NL:CRVB:2024:613

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
22 januari 2024
Publicatiedatum
2 april 2024
Zaaknummer
21/3919 PW-W
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om wraking van de behandelend rechter niet in behandeling genomen wegens misbruik van het wrakingsmiddel

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 22 januari 2024 een beslissing genomen over een verzoek tot wraking van de behandelend rechter, ingediend door verzoeker op 24 november 2023. Dit verzoek volgde op de aankondiging van de zitting op 28 november 2023, waarbij verzoeker zich beklaagd had over de wijze van oproeping. Verzoeker stelde dat hij niet behoorlijk was opgeroepen, omdat de uitnodiging te laat was verzonden en naar een verkeerd adres was gestuurd. De behandelend rechter heeft echter aangegeven niet in de wraking te berusten, en verzoeker heeft zijn verzoek om wraking verder toegelicht tijdens de zitting van de wrakingskamer op 12 januari 2024. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat het verzoek om wraking in redelijkheid niet anders kon worden verstaan dan als misbruik van het wrakingsmiddel. De Raad concludeerde dat de omstandigheden rondom de oproeping geen objectieve aanwijzing gaven voor een vooringenomenheid van de behandelend rechter. Daarom werd het verzoek om wraking niet in behandeling genomen, en werd bepaald dat een volgend verzoek om wraking in deze zaken ook niet in behandeling zou worden genomen. De beslissing is openbaar uitgesproken en er zijn geen proceskosten toegewezen.

Uitspraak

21/3919 PW-W, 21/3920 PW-W
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Beslissing op het verzoek om wraking gedaan door
[verzoeker] (verzoeker)
Datum beslissing: 22 januari 2024

PROCESVERLOOP

Verzoeker heeft hoger beroepen ingesteld tegen de uitspraken van de rechtbank Rotterdam van 20 september 2021, 20/3224, 20/3363 en 20/2217 (ECLI:NL:RBROT:2021:9001 en
ECLI:NL:RBROT:2021:9002), in gedingen tussen verzoeker en het Drechtstedenbestuur.
Bij aangetekende brief van 7 november 2023 heeft de Raad aan partijen meegedeeld dat het hoger beroep zal worden behandeld ter zitting op 28 november 2023 door J.T.H. Zimmerman, lid van de enkelvoudige kamer (behandelend rechter).
Op 24 november 2023 heeft verzoeker verzocht om wraking van de behandelend rechter. De behandelend rechter heeft bij brief van 29 november 2023 op het verzoek gereageerd en te kennen gegeven niet in de wraking te berusten. Verzoeker heeft hier op 8 december 2023 op gereageerd. Verzoeker en de behandelend rechter zijn bij aangetekende brief van 22 december 2023 uitgenodigd om te worden gehoord ter zitting van de wrakingskamer op 12 januari 2024.
Op 25 december 2023 en 9 januari 2024 heeft verzoeker verzocht om wraking van de wrakingskamer. De wrakingskamer heeft deze verzoeken met toepassing van artikel 3, vijfde en vierde lid, aanhef en onder g, van de Regeling niet in behandeling genomen. Ook is bepaald dat een volgend verzoek om wraking van de wrakingskamer in deze zaken niet in behandeling wordt genomen. Verwezen wordt naar het proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de wrakingskamer van 12 januari 2024.
De behandeling van het verzoek om wraking van de behandelend rechter heeft vervolgens plaatsgevonden op 12 januari 2024. Verzoeker is via videobellen verschenen. De behandelend rechter heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid te worden gehoord.

OVERWEGINGEN

1. De regels uit de Algemene wet bestuursrecht en de Wrakings- en verschoningsregeling bestuursrechterlijke colleges 2022 die voor de beoordeling van verzoeken om wraking belangrijk zijn, zijn te vinden in de bijlage bij deze beslissing. De bijlage maakt deel uit van de beslissing.
2. Verzoeker heeft op 24 november 2023 verzocht om wraking van de behandelend rechter. Verzoeker heeft ter onderbouwing van zijn verzoek onder meer het volgende vermeld: "Nu u veel te laat - binnen 3 werkdagen voor de zitting in de ochtend - mij op de valreep oproept, is er geen sprake meer van een behoorlijke oproeping. De definitieve uitnodiging ontving ik echter pas per e-mail d.d. 24 november 2023. Tot mijn verbijstering heeft u geprobeerd - rechtens onjuist - mij (onjuist) op een ander adres te bereiken. [..] Ik doe geen enkele concessie aan mijn recht op een behoorlijk oproeping. Dat betekent dat u het juiste adres dient te gebruiken."
Tijdens de zitting van 12 januari 2024 heeft verzoeker ten aanzien van de behandelend rechter gesteld: "Als ik een stuk niet krijg of zij roept mij niet behoorlijk op, dan is zij eindverantwoordelijk. Zij zorgt maar dat dat gefixt wordt. Het is het recht van de burger om behoorlijk opgeroepen te worden. De rechter moet daar verantwoordelijkheid nemen, want doet zij dat niet, dan is zij niet onpartijdig en niet onafhankelijk."
3. Gelet op de bewoordingen van het verzoek om wraking van de behandelend rechter, zoals ter zitting nader toegelicht, kan dit verzoek in redelijkheid niet anders worden verstaan dan als de aanwending van de bevoegdheid tot wraking voor een ander doel dan waarvoor deze is gegeven. De wijze waarop verzoeker het wrakingsmiddel inzet, geeft evident blijk van misbruik van dat middel. Daarvoor is het volgende van belang.
3.1.
De uitnodiging van 7 november 2023 om op 28 november 2023 op de zitting van de behandelend rechter te verschijnen, is door de griffier van de Raad per abuis naar een verkeerd adres verzonden. Dat valt te betreuren, maar levert geen objectieve aanwijzing op dat de behandelend rechter jegens verzoeker een vooringenomenheid koestert of dat de bij hem dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is.
3.2.
De uitnodiging van 7 november 2023 is op 23 november 2023 door PostNL retour gezonden aan de Raad. De griffier van de Raad heeft verzoeker vervolgens op
24 november 2023 een e-mail gestuurd en hem opnieuw uitgenodigd voor de zitting op
28 november 2023. Verzoeker heeft op 24 november 2023 om 13:28 uur verzocht om wraking van de behandelend rechter. Uit deze gang van zaken volgt dat verzoeker rauwelijks is overgegaan tot het verzoek om wraking. Verzoeker heeft - hoewel hij daartoe kennelijk in de gelegenheid was - niet eerst verzocht om uitstel van de zitting van 28 november 2023 waarop de behandelend rechter had kunnen beslissen, noch heeft verzoeker met het oog op de resterende korte periode tussen ontvangst van de uitnodiging en de zitting telefonisch contact gezocht met de griffie van de Raad. Ter zitting van de wrakingskamer heeft hij verklaard dat hij dit niet meer doet omdat hij hiermee slechte ervaringen bij een ander gerecht heeft gehad en hij niet achter de fouten van de overheid moet aanrennen. Het wrakingsmiddel is echter niet bedoeld om de behandeling ter zitting op een geplande zittingsdag te verhinderen en evenmin bedoeld om de Raad of de behandelend rechter te bewegen de door verzoeker gestelde problemen rondom aangetekende postverzending en -bezorging door PostNL op te lossen.
4. Gelet op wat onder 3 is overwogen zal de Raad het verzoek om wraking van de behandelend rechter van 24 november 2023 niet in behandeling nemen.
5. Gelet op wat onder 3 is overwogen wordt met toepassing van artikel 8:18, vierde lid, van de Awb bepaald dat een volgend verzoek van verzoeker om wraking van de behandelend rechter niet in behandeling wordt genomen.
6. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
  • neemt het verzoek om wraking van de behandelend rechter van 24 november 2023 niet in behandeling;
  • bepaalt dat een volgend verzoek om wraking van de behandelend rechter in deze zaken niet in behandeling zal worden genomen.
Deze beslissing is gedaan door E. Dijt als voorzitter en S.B. Smit-Colenbrander en
G.A.J. van den Hurk als leden, in tegenwoordigheid van S.S. Blok als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 22 januari 2024.
(getekend) E. Dijt
(getekend) S.S. Blok

Bijlage

Artikel 8:15 van de Awb
Op verzoek van een partij kan elk van de rechters die een zaak behandelen, worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
Artikel 8:16 van de Awb
Het verzoek wordt gedaan zodra de feiten of omstandigheden aan de verzoeker bekend zijn geworden.
Het verzoek geschiedt schriftelijk en is gemotiveerd. Na de aanvang van het onderzoek ter zitting onderscheidenlijk na de aanvang van het horen van partijen of getuigen in het vooronderzoek kan het ook mondeling geschieden.
Alle feiten of omstandigheden moeten tegelijk worden voorgedragen.
Een volgend verzoek om wraking van dezelfde rechter wordt niet in behandeling genomen, tenzij feiten of omstandigheden worden voorgedragen die pas na het eerdere verzoek aan de verzoeker bekend zijn geworden.
Geschiedt het verzoek ter zitting, dan wordt het onderzoek ter zitting geschorst.
Artikel 8:18 van de Awb
Het verzoek om wraking wordt zo spoedig mogelijk ter zitting behandeld door een meervoudige kamer waarin de rechter wiens wraking is verzocht, geen zitting heeft.
De verzoeker en de rechter wiens wraking is verzocht, worden in de gelegenheid gesteld te worden gehoord. De bestuursrechter kan ambtshalve of op verzoek van de verzoeker of de rechter wiens wraking is verzocht, bepalen dat zij niet in elkaars aanwezigheid zullen worden gehoord.
De bestuursrechter beslist zo spoedig mogelijk. De bestuursrechter spreekt de beslissing in het openbaar uit. De beslissing is gemotiveerd en wordt onverwijld aan de verzoeker, de andere partijen en de rechter wiens wraking was verzocht medegedeeld.
In geval van misbruik kan de bestuursrechter bepalen dat een volgend verzoek niet in behandeling wordt genomen. Hiervan wordt in de beslissing melding gemaakt.
Tegen de beslissing staat geen rechtsmiddel open.
Artikel 3 van de Regeling
1. Een verzoek om wraking wordt door de behandelend kamer niet voorgelegd aan de wrakingskamer indien het een volgend verzoek betreft en de wrakingskamer eerder wegens misbruik heeft bepaald dat zulk een verzoek niet in behandeling zal worden genomen.
[..]
4. De wrakingskamer kan zonder daartoe een zitting te houden beslissen een verzoek om wraking niet in behandeling te nemen indien:
a. het niet afkomstig is van een partij;
b. het is gedaan nadat in de hoofdzaak de einduitspraak openbaar is gemaakt;
c. het geen betrekking heeft op een met de behandeling van de zaak belast lid van het college;
d. het betrekking heeft op het college als zodanig;
e. het een volgend verzoek ten aanzien van hetzelfde lid of dezelfde leden betreft en geen feiten of omstandigheden worden voorgedragen die pas na het eerdere verzoek aan de verzoeker bekend zijn geworden;
f. het niet is gemotiveerd;
g. het evident blijk geeft van misbruik van het wrakingsmiddel.
5. Een verzoek om wraking van een of meer leden van de wrakingskamer wordt door de wrakingskamer niet voorgelegd aan een andere wrakingskamer indien zich een van de gevallen, bedoeld in het vierde lid, voordoet.
6. Indien de wrakingskamer beslist dat het verzoek om wraking niet in behandeling wordt genomen, wordt de behandeling van de zaak voortgezet. De beslissing van de wrakingskamer om het verzoek niet in behandeling te nemen wordt met vermelding van de gronden schriftelijk aan partijen medegedeeld.