Uitspraak
SAMENVATTING
PROCESVERLOOP
OVERWEGINGEN
Inleiding
Het oordeel van de Raad
Conclusie en gevolgen
BESLISSING
- bevestigt de aangevallen uitspraak;
- wijst het verzoek om veroordeling tot vergoeding van schade af.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak, behandeld door de Centrale Raad van Beroep, gaat het om de vraag of appellanten nog procesbelang hebben bij een besluit op grond van de Participatiewet (PW) tot vermogensvaststelling met terugwerkende kracht. Appellanten, die sinds 3 oktober 2012 bijstand ontvingen, stelden dat zij schade hebben geleden door een aantasting in eer en goede naam. De Raad oordeelt dat, anders dan het college, er wel procesbelang is voor zover appellanten schade claimen door deze aantasting. De Raad concludeert echter dat het hoger beroep niet slaagt, omdat de definitieve vermogensvaststelling in het bestreden besluit geen invloed heeft gehad op de bijstandverlening aan appellanten. De Raad wijst het verzoek om schadevergoeding af, omdat de redelijke termijn van de procedure niet is overschreden. De uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant wordt bevestigd, en appellanten krijgen geen vergoeding voor proceskosten of griffierecht.