ECLI:NL:CRVB:2007:BA6367
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J.W. Schuttel
- R.C. Stam
- I.M.J. Hilhorst-Hagen
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkverklaring van het hoger beroep inzake arbeidsongeschiktheidsuitkering en procesbelang
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 1 juni 2007 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem van 10 juni 2005. Appellante had hoger beroep ingesteld tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) dat haar arbeidsongeschiktheidsuitkering had verlaagd. De rechtbank had het inleidende beroep van appellante niet-ontvankelijk verklaard wegens het ontbreken van procesbelang, omdat met de herroeping van het eerdere besluit haar indeling in de hoogste arbeidsongeschiktheidsklasse was hersteld.
De Raad heeft het oordeel van de rechtbank onderschreven en vastgesteld dat appellante geen rechtens relevant belang had bij de beoordeling van haar medische toestand, aangezien haar uitkering volledig was hersteld. De Raad benadrukte dat voldoende procesbelang aanwezig moet zijn om ontvankelijk te zijn in beroep, en dat dit belang feitelijke betekenis moet hebben voor de indiener. De Raad merkte op dat, hoewel appellante in de toekomst mogelijk een belang kan hebben bij de beoordeling van haar diagnose, dit onvoldoende was voor de ontvankelijkheid van het beroep.
De uitspraak bevestigt dat de Centrale Raad van Beroep de eerdere beslissing van de rechtbank heeft bekrachtigd en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, met J.W. Schuttel als voorzitter en R.C. Stam en I.M.J. Hilhorst-Hagen als leden, in aanwezigheid van griffier W.R. de Vries.