ECLI:NL:CRVB:2025:1604
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen de weigering van het Uwv om terug te komen van een eerder besluit inzake Wajong-uitkering
In deze zaak gaat het om de weigering van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) om terug te komen van een besluit van 27 september 2007, waarin aan appellant een Wajong-uitkering is toegekend. Appellant, geboren in 1989 en bekend met microcefalie en een ernstige verstandelijke beperking, heeft in 2022 een aanvraag ingediend voor verhoging van zijn Wajong-uitkering naar 85% van de grondslag. Het Uwv heeft deze aanvraag afgewezen, omdat er geen nieuwe feiten of omstandigheden waren die aanleiding gaven om het eerdere besluit te herzien. De rechtbank Midden-Nederland heeft het beroep van appellant tegen deze afwijzing ongegrond verklaard. Appellant is het niet eens met deze uitspraak en heeft hoger beroep ingesteld. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld en geconcludeerd dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat er geen nieuwe feiten of omstandigheden zijn die een herziening van het besluit rechtvaardigen. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat het Uwv terecht heeft geweigerd om terug te komen van het besluit van 27 september 2007. Appellant krijgt geen proceskostenvergoeding omdat het hoger beroep niet slaagt.