ECLI:NL:CRVB:2025:1280
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om aanvullende schadevergoeding WIA-uitkering na beëindiging IVA-uitkering
In deze zaak heeft appellant hoger beroep ingesteld tegen de afwijzing van zijn verzoek om een aanvullende schadevergoeding van € 72.979,16 netto aan loon- en pensioenschade door het Uwv. Appellant stelt dat hij als gevolg van de hem toegekende WIA-uitkering schade heeft geleden over de periode van 15 september 2012 tot 23 december 2022. De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat appellant geen recht heeft op deze schadevergoeding, omdat er geen sprake is van een onrechtmatig besluit. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank Den Haag, die eerder het verzoek om schadevergoeding had afgewezen. De rechtbank oordeelde dat het Uwv geen loonsanctie aan de ex-werkgever van appellant had hoeven opleggen en dat de toekenning van de WIA-uitkering in rechte vaststaat. Appellant heeft zijn WIA-uitkering zelf aangevraagd en nooit om een herbeoordeling gevraagd. De Raad concludeert dat er geen oorzakelijk verband is tussen de gestelde schade en een onrechtmatig besluit, en dat de aangevallen uitspraak wordt bevestigd. Appellant krijgt geen vergoeding voor zijn proceskosten en het betaalde griffierecht.