ECLI:NL:CRVB:2024:887
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Toekenning loongerelateerde WGA-uitkering en dagloonbepaling onder de Wet WIA
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 2 mei 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over de toekenning van een loongerelateerde WGA-uitkering aan appellante, die van 1 mei 2017 tot en met 30 september 2020 als pedagogisch medewerkster en van 17 januari 2019 tot en met 11 augustus 2019 als medewerkster inloopbalie heeft gewerkt. Appellante heeft zich op 17 juli 2019 ziekgemeld en ontving per 15 oktober 2021 een WIA-uitkering, waarbij het dagloon op € 73,50 is vastgesteld. De rechtbank Amsterdam had eerder het beroep van appellante ongegrond verklaard, wat door de Raad werd bevestigd. De Raad oordeelde dat het Uwv terecht het dagloon had vastgesteld op basis van de geldende regelgeving, zonder aanleiding om af te wijken van de dagloonregels. Appellante had tijdens de referteperiode loon genoten en er waren geen aangiftetijdvakken zonder loon. De Raad volgde de rechtbank in haar oordeel dat de gekozen berekeningsmethodiek geen onbillijke uitkomst opleverde en dat de regels van het Dagloonbesluit correct waren toegepast. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en appellante kreeg geen vergoeding voor proceskosten of griffierecht.