ECLI:NL:CRVB:2024:746
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Wijziging van AOW-pensioen met terugwerkende kracht en de voorwaarden voor bijzondere gevallen
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 18 april 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over de wijziging van het AOW-pensioen van de ouders van appellant. Appellant, als erfgenaam, verzocht de Sociale verzekeringsbank (Svb) om het AOW-pensioen van zijn ouders met terugwerkende kracht van vijf jaar te wijzigen naar de norm voor ongehuwden. De Svb had echter alleen de mogelijkheid om de wijziging met een terugwerkende kracht van maximaal één jaar door te voeren, tenzij er sprake was van een bijzonder geval. De Raad oordeelde dat er geen bijzonder geval was, zoals de Svb ook had gesteld. De rechtbank had eerder de bezwaren van appellant ongegrond verklaard, en de Raad bevestigde dit oordeel. De Raad benadrukte dat de Svb niet verplicht was om ambtshalve wijzigingen door te voeren zonder een aanvraag van de belanghebbende. De Raad concludeerde dat de Svb terecht de terugwerkende kracht had beperkt tot één jaar en dat appellant geen recht had op vergoeding van proceskosten of terugbetaling van griffierecht.