ECLI:NL:CRVB:2018:3387
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Toeslag AOW-pensioen en terugwerkende kracht bij wijziging inkomen partner
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 25 oktober 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep over de toekenning van een toeslag op het AOW-pensioen van appellante. Appellante had in 2007 een AOW-pensioen toegekend gekregen, maar had geen recht op een toeslag vanwege het inkomen van haar jongere partner. In 2015 verzocht appellante om alsnog een toeslag over de jaren 2012 en 2013, omdat de inkomsten van haar partner waren gewijzigd. De Sociale verzekeringsbank (Svb) heeft echter vastgesteld dat appellante niet tijdig had gemeld dat het inkomen van haar partner was gewijzigd, en heeft de aanvraag afgewezen. De rechtbank Den Haag heeft het beroep van appellante tegen deze beslissing ongegrond verklaard.
In hoger beroep heeft appellante aangevoerd dat de Svb haar niet tijdig had geïnformeerd over haar plicht om wijzigingen in het inkomen van haar partner te melden. De Raad oordeelt dat appellante bij het indienen van de aangifte in 2013 al op de hoogte had moeten zijn van de wijziging in het inkomen van haar partner. De Raad stelt vast dat appellante niet kan worden vrijgesteld van haar verantwoordelijkheid om tijdig contact op te nemen met de Svb. Bovendien is het beroep op de hardheidsclausule afgewezen, omdat er geen bijzondere omstandigheden zijn die een afwijking van de regel van terugwerkende kracht rechtvaardigen.
De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en verklaart het beroep van appellante ongegrond. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.