ECLI:NL:CRVB:2024:745

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
18 april 2024
Publicatiedatum
18 april 2024
Zaaknummer
23/1287 WAO-W
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om wraking van de behandelend rechter in een herzieningszaak

In deze zaak heeft verzoeker een wrakingsverzoek ingediend tegen de behandelend rechter, C.F.E. van Olden-Smit, naar aanleiding van een eerdere uitspraak van de Centrale Raad van Beroep over zijn verzoek tot herziening. Het onderzoek ter zitting vond plaats op 7 september 2023, waar verzoeker zijn wrakingsverzoek toelichtte. De behandelend rechter heeft aangegeven niet in de wraking te berusten. De wrakingskamer, bestaande uit B.J. van de Griend, L.M. Tobé en K.M.P. Jacobs, heeft het verzoek om wraking behandeld op 6 oktober 2023. Verzoeker heeft ook de eerste wrakingskamer gewraakt, wat door een tweede wrakingskamer op 31 oktober 2023 is afgewezen. De samenstelling van de eerste wrakingskamer is gewijzigd, waarbij B.J. van de Griend werd vervangen door E.J.M. Heijs. De behandeling van het wrakingsverzoek vond uiteindelijk plaats op 11 april 2024, waarbij verzoeker aanwezig was, maar de behandelend rechter niet. De Centrale Raad van Beroep heeft in haar overwegingen uiteengezet dat een rechter geacht wordt onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die vooringenomenheid aantonen. De vrees voor vooringenomenheid moet objectief gerechtvaardigd zijn. De Raad concludeert dat de behandelend rechter verzoeker voldoende gelegenheid heeft gegeven om zijn standpunt toe te lichten en dat de kritische vragen van de rechter geen blijk van vooringenomenheid zijn. Het verzoek om wraking is dan ook afgewezen, en er is geen aanleiding voor een veroordeling in proceskosten.

Uitspraak

23/1287 WAO-W
Datum beslissing: 18 april 2024
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Beslissing op het verzoek om wraking gedaan door
[verzoeker] te [woonplaats] (verzoeker)
PROCESVERLOOP
Verzoeker heeft gevraagd om herziening van de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 19 oktober 2022, 22/750 WAO. [1]
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 7 september 2023. C.F.E. van Olden-Smit was de behandelend rechter. Verzoeker heeft ter zitting verzocht om wraking van de behandelend rechter. Met een brief van 9 september 2023 heeft verzoeker zijn wrakingsverzoek nader toegelicht.
De behandelend rechter heeft op het wrakingsverzoek gereageerd en meegedeeld niet in de wraking te berusten.
Verzoeker en de behandelend rechter zijn uitgenodigd om te worden gehoord op een zitting van de wrakingskamer van de Raad op 6 oktober 2023. Daarbij is aan hen meegedeeld dat het verzoek om wraking zal worden behandeld door B.J. van de Griend, L.M. Tobé en K.M.P. Jacobs (de eerste wrakingskamer).
Verzoeker heeft verzocht om wraking van de eerste wrakingskamer. Dit verzoek is door een tweede wrakingskamer met een beslissing van 31 oktober 2023 afgewezen. [2]
Vervolgens heeft verzoeker om wraking van de tweede wrakingskamer verzocht. Op dit verzoek is beslist met een beslissing van 21 december 2023. [3]
De behandeling van het verzoek om wraking van de behandelend rechter is enkele keren uitgesteld op verzoek van verzoeker. De samenstelling van de eerste wrakingskamer is gewijzigd. B.J. van de Griend is wegens werkzaamheden elders vervangen door E.J.M. Heijs.
Het verzoek is behandeld op een zitting van 11 april 2024. Verzoeker is verschenen. De behandelend rechter heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid te worden gehoord.

OVERWEGINGEN

1. Artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bepaalt dat op verzoek van een partij elk van de rechters die een zaak behandelen, kan worden gewraakt op grond van feiten en omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen leiden.
2. Verzoeker heeft in zijn verzoekschrift te kennen gegeven er geen vertrouwen in te hebben dat de behandelend rechter onbevooroordeeld naar zijn verzoek om herziening zal kijken. Volgens verzoeker was de behandelend rechter op zitting vooringenomen, omdat zij hem niet de kans heeft gegeven de “ABP/APG Defensie pensioenkwestie” verder uiteen te zetten en hem min of meer de mond heeft gesnoerd, hoewel hij kon aantonen nieuwe stukken te hebben ingebracht met betrekking tot het gemiste ABP/APG Defensiepensioen.
3. Bij de beoordeling van een wrakingsverzoek moet voorop staan dat een rechter op grond van zijn of haar aanstelling geacht wordt onpartijdig te zijn. Van dit uitgangspunt moet worden afgeweken als er een uitzonderlijke omstandigheid is die een zwaarwegende aanwijzing vormt voor vooringenomenheid van de rechter. De vrees voor vooringenomenheid van de rechter moet objectief gerechtvaardigd zijn. [4]
3.1.
Uit het proces-verbaal van de zitting van 7 september 2023 blijkt dat de behandelend rechter het bijzondere karakter van het rechtsmiddel herziening heeft uiteengezet en dat zij verzoeker in de gelegenheid heeft gesteld zijn verzoek om herziening toe te lichten. Dat de behandelend rechter verzoeker enkele keren kritisch heeft voorgehouden dat er nieuwe feiten of omstandigheden moeten zijn voor het toewijzen van het verzoek om herziening, behoort tot de taak van de rechter en is geen blijk van vooringenomenheid. De stelling van verzoeker dat de behandelend rechter hem min of meer de mond heeft gesnoerd, vindt geen steun in het proces-verbaal van de zitting en biedt evenmin grond voor vooringenomenheid.
4. Wat is overwogen onder 3 en 3.1 betekent dat het verzoek om wraking moet worden afgewezen.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep wijst het verzoek om wraking af.
Deze beslissing is gegeven door E.J.M. Heijs als voorzitter en L.M. Tobé en K.M.P. Jacobs als leden, in tegenwoordigheid van M. Dafir als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 18 april 2024.
De griffier De voorzitter
(getekend) M. Dafir (getekend) E.J.M. Heijs
Voor eensluidend afschrift
de griffier van de
Centrale Raad van Beroep

Voetnoten

4.Vergelijk het arrest van de Hoge Raad van 25 september 2018, ECLI:NL:HR:2018:1770, rechtsoverweging 4.2.3.