ECLI:NL:CRVB:2022:2257

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
19 oktober 2022
Publicatiedatum
19 oktober 2022
Zaaknummer
22/750 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om herziening van een eerdere uitspraak inzake schadevergoeding en arbeidsongeschiktheid

In deze zaak heeft verzoeker verzocht om herziening van de uitspraak van de Raad van 27 januari 2022, waarin zijn vordering om schadevergoeding vanwege fouten van het Uwv bij het vaststellen van zijn arbeidsongeschiktheid werd afgewezen. Verzoeker heeft zijn verzoek om herziening onderbouwd met brieven van 10 en 23 augustus 2022. Tijdens de zitting op 7 september 2022 was verzoeker aanwezig, maar het Uwv was niet vertegenwoordigd.

De Centrale Raad van Beroep heeft in zijn overwegingen verwezen naar de eerdere uitspraak en de voorwaarden voor herziening zoals vastgelegd in artikel 8:119 van de Awb. De Raad oordeelt dat verzoeker geen nieuwe feiten of omstandigheden heeft aangedragen die aan de voorwaarden voor herziening voldoen. De aangevoerde punten over Pensioenschade Dienstlijn 1 Defensie en ABP Pensioenen zijn niet relevant voor de vordering om schadevergoeding en de eerdere conclusie dat deze vordering verjaard is.

De Raad concludeert dat het verzoek om herziening niet kan worden toegewezen, omdat niet is voldaan aan de wettelijke vereisten. De uitspraak van 27 januari 2022 blijft derhalve in stand. De beslissing is openbaar uitgesproken op 19 oktober 2022 door J.S. van der Kolk, met E.X.R. Yi als griffier.

Uitspraak

22.750 WAO

Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het verzoek om herziening van de uitspraak van de Raad van 27 januari 2022, 20/1731 WAO
Partijen:
[verzoeker] te [woonplaats] (verzoeker)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
Datum uitspraak: 19 oktober 2022
PROCESVERLOOP
Verzoeker heeft verzocht om de uitspraak van de Raad van 27 januari 2022, 20/1731 WAO, te herzien. Verzoeker heeft bij brieven van 10 en 23 augustus 2022 zijn verzoek aanvullend onderbouwd.
Het Uwv heeft een reactie gegeven op het verzoek.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 7 september 2022. Verzoeker is verschenen. Het Uwv heeft zich niet laten vertegenwoordigen.

OVERWEGINGEN

1. Voor de van belang zijnde feiten en omstandigheden wordt verwezen naar de hiervoor vermelde uitspraak van 27 januari 2022.
2. Bij de uitspraak waarvan herziening wordt verzocht, stond in de eerste plaats de vraag centraal of de vordering van appellant om schadevergoeding vanwege in het verleden door de rechtsvoorgangers van het Uwv gemaakte fouten bij het vaststellen van de mate van zijn arbeidsongeschiktheid in de zin van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) verjaard is. De Raad heeft die vraag bevestigend beantwoord.
3. Verzoeker heeft in zijn verzoek om herziening in de eerste plaats aangevoerd dat tijdens de zitting van de Raad zijn Pensioenschade Dienstlijn 1 Defensie niet is behandeld en ook niet de door ABP Pensioenen bij de vaststelling van zijn ouderdomspensioen gemaakte fouten. Hij heeft verder aangevoerd dat tijdens de zitting van de Raad ten onrechte alleen werd gesproken over de ontkenning van ontvangst van zijn stuitingsbrieven aan het Uwv, maar niet over de brief van 27 maart 2019 van mr. P.A.L. Nieuwenhuis van het Uwv, waarvan hij een kopie heeft bijgevoegd.
4. De Raad oordeelt over het verzoek als volgt.
4.1.
Op grond van artikel 8:119 van de Awb kan de bestuursrechter op verzoek van een partij een onherroepelijk geworden uitspraak herzien op grond van feiten of omstandigheden die:
a. hebben plaatsgevonden vóór de uitspraak,
b. bij de indiener van het verzoekschrift vóór de uitspraak niet bekend waren en redelijkerwijs niet bekend konden zijn, en
c. waren zij bij de bestuursrechter eerder bekend geweest, tot een andere uitspraak zouden hebben kunnen leiden.
4.2.
Volgens vaste rechtspraak (bijvoorbeeld de uitspraak van de Raad van 1 september 2020, ECLI:NL:CRVB:2020:2056) is het bijzondere rechtsmiddel van herziening niet gegeven om, anders dan op grond van enig nieuw feit of enige nieuwe omstandigheid als hiervoor bedoeld, een hernieuwde discussie te voeren over de betrokken zaak en evenmin om een discussie over de betrokken uitspraak te openen.
4.3.
Verzoeker heeft in zijn verzoek geen feiten of omstandigheden genoemd als bedoeld in artikel 8:119, eerste lid, van de Awb, dat wil zeggen feiten of omstandigheden die hem vóór de uitspraak van 27 januari 2022 niet bekend waren en hem voorafgaand aan die uitspraak ook niet redelijkerwijs bekend hadden kunnen zijn. Wat verzoeker heeft aangevoerd over Pensioenschade Dienstlijn 1 Defensie en ABP Pensioenen, ondersteund door vele stukken, heeft geen betrekking op zijn vordering om schadevergoeding jegens het Uwv en ook niet op het oordeel van de Raad dat de vordering verjaard is. De brief van mr. Nieuwenhuis van 27 maart 2019 bevat alleen een mededeling dat verzuimd was in het besluit van 25 maart 2019 een bezwaarclausule op te nemen, welke bezwaarclausule alsnog is vermeld. Ook deze brief heeft geen betekenis voor de vordering om schadevergoeding of het oordeel dat de vordering verjaard is.
4.4.
Er is dus niet voldaan aan de voorwaarden voor herziening. Hieruit volgt dat het verzoek om herziening van de uitspraak van de Raad van 27 januari 2022 moet worden afgewezen.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten is geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep wijst het verzoek om herziening af.
Deze uitspraak is gedaan door J.S. van der Kolk, in tegenwoordigheid van E.X.R. Yi als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 19 oktober 2022.
(getekend) J.S. van der Kolk
(getekend) E.X.R. Yi