ECLI:NL:CRVB:2024:1753

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
20 augustus 2024
Publicatiedatum
10 september 2024
Zaaknummer
23/56 PW-W
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing op verzoek om wraking van de behandelend rechter in hoger beroep tegen de Centrale Raad van Beroep

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 20 augustus 2024 een beslissing genomen op een verzoek om wraking van de behandelend rechter, J.T.H. Zimmerman, door verzoeker. Verzoeker had hoger beroep ingesteld tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam en verzocht om wraking op basis van onvrede over de behandeling van zijn eerdere zaken door de rechter. De wrakingskamer overweegt dat het verzoek om wraking niet in behandeling kan worden genomen, omdat het verzoeker niet is gelukt om feiten of omstandigheden aan te voeren die de onpartijdigheid van de rechter in twijfel trekken. De wrakingskamer stelt vast dat verzoeker het wrakingsmiddel misbruikt door herhaaldelijk verzoeken in te dienen zonder gegronde redenen. De wrakingskamer heeft eerder verzoeken van verzoeker om wraking afgewezen wegens misbruik van het wrakingsmiddel. De beslissing om het verzoek om wraking niet in behandeling te nemen is genomen zonder zitting, en de wrakingskamer heeft bepaald dat een volgend verzoek om wraking van de behandelend rechter ook niet in behandeling zal worden genomen. De beslissing is openbaar uitgesproken en er zijn geen proceskosten toegewezen.

Uitspraak

23/56 PW-W
Datum beslissing: 20 augustus 2024
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Beslissing op het verzoek om wraking gedaan door
[verzoeker] (verzoeker)
PROCESVERLOOP
Verzoeker heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 24 november 2022, 22/3684, [1] op zijn verzoek om herziening van een uitspraak van die rechtbank van 22 april 2022 in het geding tussen verzoeker en het Drechtstedenbestuur.
Bij aangetekende brief van 23 juli 2024 heeft de Raad aan partijen meegedeeld dat het hoger beroep zal worden behandeld ter zitting op 3 september 2024 door J.T.H. Zimmerman, lid van de enkelvoudige kamer (behandelend rechter).
Op 26 juli 2024 heeft verzoeker verzocht om wraking van de behandelend rechter.

OVERWEGINGEN

1. De regels uit de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en de Wrakings- en verschoningsregeling bestuursrechterlijke colleges 2022 (Regeling) die voor de beoordeling van verzoeken om wraking belangrijk zijn, zijn te vinden in de bijlage bij deze beslissing. De bijlage maakt deel uit van de beslissing.
2.1.
Bij e-mailbericht van 24 juli 2024 heeft verzoeker het volgende geschreven:
“Het is mij bekend dat u voornemens bent de zitting a.s. 3 september 2024 in te plannen. Een tijdstip heb ik echter niet. Inmiddels heb ik later die dag, vanaf 13u een aantal telehorenzittingen. Het is dus voor mij alleen mogelijk ergens tussen 9-13u genoemde zitting te plannen. Concreet betekent dat bijvoorbeeld 9-10, 10-11, 11-12 of 12-13u.”
2.2.
Bij e-mailbericht van 26 juli 2024 (17:50 uur) heeft verzoeker verzocht om uitstel van de zitting op 3 september 2024. Verzoeker heeft onder meer het volgende vermeld:
“Uw brief d.d. 23 juli 2024 heb ik ontvangen. Ik heb echter die dag al een viertal bezwaren met de Raad van State. Het tijdstip van 1045u schikt dus niet. Ik ga bovendien onder geen enkele omstandigheid akkoord met mw. Zimmerman: Ik zal haar in een aparte e-mail wraken”.
2.3.
Bij e-mailbericht van 26 juli 2024 (18:12 uur) heeft verzoeker verzocht om wraking van de behandelend rechter. Verzoeker heeft ter onderbouwing van zijn verzoek onder meer het volgende vermeld:
“Uw oproepingsbrief d.d. 23 juli 2024 heb ik ontvangen. Echter, het tijdstip en de dag schikken mij niet, dus ik heb in een andere e-mail verzocht de zitting te verplaatsen. Ik heb dan bezwaren bij de Raad van State. Die gaan voor qua urgentie. […] Mevrouw Zimmerman was, is en blijft een incompetente rechter, zie recent: ECLI:NL:CRVB:2024:361 en ECLI:NL:CRVB:2024:613. Vele malen erger is de rechtsweigering van ECLI:NL:CRVB:2024:768: Dit is strafbaar (art. 13 Wet algemene bepalingen) en onrechtmatig art. 26 Rv. […] Domheid en/of incompetentie door figuren als Zimmerman zullen hopelijk met het Constitutionele Hof (eindelijk) aangepakt kunnen worden. Hoe dan ook, dit mens hoef ik niet meer te zien. Het is immers niet mogelijk om misbruik van recht aan te nemen zonder zitting. [ECLI:NL:RVS:2022:3430; ECLI:NL:RVS:2023:4866; ECLI:NL:RVS:2023:4867; ECLI:NL:RVS:2023:4868; ECLI:NL:RVS:2023:4869] Dit geldt ook voor verzet. [ABRvS 29 september 2023, ECLI:NL:RVS:2023:3918] Dit kwartje is kennelijk nog steeds niet gevallen bij Zimmermannetje. Graag een andere rechter. Mocht u haar te kwader trouw handhaven, dan zal ik haar wegens rechtsweigering [o.m. art. 17 Gw en de Code Zaakstoedeling] haar arresteren middels een burgerarrest. [art. 53 Sv] […]”.
3. De wrakingskamer overweegt als volgt.
3.1.
Verzoeker heeft zijn verzoek om wraking van de behandelend rechter gestoeld op onvrede over de uitnodiging voor de zitting op 3 september 2024 en de wijze waarop de behandelend rechter eerder zaken van verzoeker heeft behandeld en afgedaan.
3.2.
Het verzoek om wraking van de behandelend rechter kan in redelijkheid niet anders worden verstaan dan als de aanwending van de bevoegdheid tot wraking voor een ander doel dan waarvoor deze is gegeven. Het wrakingsmiddel voorziet in de mogelijkheid voor een partij om te verzoeken om wraking op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. De wijze waarop verzoeker het wrakingsmiddel keer na keer inzet, geeft evident blijk van misbruik van dat middel. Daarvoor is het volgende van belang.
3.3.
Verzoeker heeft eerder, op 24 november 2023, verzocht om wraking van de behandelend rechter in een andere zaak. Op 25 december 2023 en 9 januari 2024 heeft verzoeker verzocht om wraking van de wrakingskamer. Deze verzoeken zijn wegens misbruik van het wrakingsmiddel niet in behandeling genomen. [2] Daarbij is tevens toepassing gegeven aan de in artikel 8:18, vierde lid, van de Awb opgenomen bevoegdheid om te bepalen dat een volgend verzoek om wraking van respectievelijk de behandelend rechter in de betreffende zaken en de wrakingskamer niet in behandeling zal worden genomen. In de beslissing op het verzoek om wraking van 24 november 2023 heeft de wrakingskamer dat oordeel gestoeld op het feit dat verzoeker rauwelijks is overgegaan tot wraking van de behandelend rechter. Verzoeker ontving door problemen bij de bezorging door PostNL weliswaar slechts enkele dagen voor de zitting een uitnodiging per e-mail, maar heeft – hoewel hij daartoe kennelijk in de gelegenheid was – niet eerst verzocht om uitstel noch heeft hij contact gezocht met de griffie van de Raad. De wrakingskamer heeft geoordeeld dat het wrakingsmiddel niet bedoeld is om de behandeling ter zitting op een geplande zittingsdag te verhinderen en evenmin bedoeld om de Raad of de behandelend rechter te bewegen de door verzoeker gestelde problemen rondom aangetekende postverzending en -bezorging door PostNL op te lossen. Het doel van het wrakingsmiddel is verzoeker dus genoegzaam bekend.
3.4.
Naar het oordeel van de wrakingskamer bevat het verzoek om wraking van 26 juli 2024 geen feiten of omstandigheden waaruit valt af te leiden waarom volgens verzoeker de onpartijdigheid van de behandelend rechter schade zou kunnen lijden of daarvoor een objectief gerechtvaardigde vrees bestaat. Verzoeker uit slechts in algemene, en overigens aanmatigende en beledigende, bewoordingen zijn ongenoegen over de behandeling van zijn eerdere zaken door de behandelend rechter. Daarvoor is het wrakingsmiddel echter niet bedoeld. Daarbij komt dat de behandelend rechter in onderhavige zaak geen andere handeling heeft verricht dan het – overigens in overleg met verzoeker – plannen van een zitting op 3 september 2024 om 10:45 uur. Verzoeker heeft daarna weliswaar verzocht om uitstel van de zitting, maar hij heeft niet de beslissing op dat verzoek door de behandelend rechter afgewacht. Hij is (opnieuw) overgegaan tot het rauwelijks verzoeken om wraking. Met toepassing van artikel 3, vierde lid, aanhef en onder g, van de Regeling zal het verzoek om wraking daarom, zonder daartoe een zitting te houden, niet in behandeling worden genomen.
4. Gelet op wat onder 3 is overwogen wordt tevens met toepassing van artikel 8:18, vierde lid, van de Awb bepaald dat een volgend verzoek van verzoeker om wraking van de behandelend rechter niet in behandeling zal worden genomen.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
  • neemt het verzoek om wraking niet in behandeling;
  • bepaalt dat een volgend verzoek om wraking van de behandelend rechter niet in behandeling zal worden genomen.
Deze beslissing is gedaan door M.A.H. van Dalen-van Bekkum als voorzitter en E.W. Akkerman en A. van Gijzen als leden, in tegenwoordigheid van N. Benhaddou als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 20 augustus 2024.
(getekend) M.A.H. van Dalen-van Bekkum
(getekend) N. Benhaddou

Bijlage: voor deze beslissing belangrijke wettelijke regels

Artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht
Op verzoek van een partij kan elk van de rechters die een zaak behandelen, worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
Artikel 8:18 van de Algemene wet bestuursrecht
[…]
4. In geval van misbruik kan de bestuursrechter bepalen dat een volgend verzoek niet in behandeling wordt genomen. Hiervan wordt in de beslissing melding gemaakt.
[…]
Artikel 3 van de Wrakings- en verschoningsregeling bestuursrechterlijke colleges 2022
[..]
4. De wrakingskamer kan zonder daartoe een zitting te houden beslissen een verzoek om wraking niet in behandeling te nemen indien:
het niet afkomstig is van een partij;
het is gedaan nadat in de hoofdzaak de einduitspraak openbaar is gemaakt;
het geen betrekking heeft op een met de behandeling van de zaak belast lid van het college;
het betrekking heeft op het college als zodanig;
het een volgend verzoek ten aanzien van hetzelfde lid of dezelfde leden betreft en geen feiten of omstandigheden worden voorgedragen die pas na het eerdere verzoek aan de verzoeker bekend zijn geworden;
het niet is gemotiveerd;
het evident blijk geeft van misbruik van het wrakingsmiddel.
6. Indien de wrakingskamer beslist dat het verzoek om wraking niet in behandeling wordt genomen, wordt de behandeling van de zaak voortgezet. De beslissing van de wrakingskamer om het verzoek niet in behandeling te nemen wordt met vermelding van de gronden schriftelijk aan partijen medegedeeld.