In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 20 augustus 2024 een beslissing genomen op een verzoek om wraking van de behandelend rechter, J.T.H. Zimmerman, door verzoeker. Verzoeker had hoger beroep ingesteld tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam en verzocht om wraking op basis van onvrede over de behandeling van zijn eerdere zaken door de rechter. De wrakingskamer overweegt dat het verzoek om wraking niet in behandeling kan worden genomen, omdat het verzoeker niet is gelukt om feiten of omstandigheden aan te voeren die de onpartijdigheid van de rechter in twijfel trekken. De wrakingskamer stelt vast dat verzoeker het wrakingsmiddel misbruikt door herhaaldelijk verzoeken in te dienen zonder gegronde redenen. De wrakingskamer heeft eerder verzoeken van verzoeker om wraking afgewezen wegens misbruik van het wrakingsmiddel. De beslissing om het verzoek om wraking niet in behandeling te nemen is genomen zonder zitting, en de wrakingskamer heeft bepaald dat een volgend verzoek om wraking van de behandelend rechter ook niet in behandeling zal worden genomen. De beslissing is openbaar uitgesproken en er zijn geen proceskosten toegewezen.