Uitspraak
SAMENVATTING
PROCESVERLOOP
OVERWEGINGEN
Inleiding
Het oordeel van de Raad
Conclusie en gevolgen
BESLISSING
- bevestigt de aangevallen uitspraak;
- wijst het verzoek om veroordeling tot vergoeding van schade af.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 28 maart 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over de toekenning van een IOAW-uitkering aan appellante. Appellante had een IOAW-uitkering aangevraagd met terugwerkende kracht, maar het college van burgemeester en wethouders van Alkmaar had deze aanvraag afgewezen voor de periode van 30 maart 2020 tot 28 juli 2020, omdat appellante in die periode langer dan vier weken in het buitenland verbleef. De Raad oordeelde dat appellante geen recht had op bijstand of een IOAW-uitkering gedurende haar verblijf in het buitenland, aangezien zij niet aannemelijk had gemaakt dat zij verkeerde in behoeftige omstandigheden die alleen verholpen konden worden door bijstandsverlening. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank Haarlem, die het beroep van appellante ongegrond had verklaard. De Raad concludeerde dat er geen bijzondere omstandigheden waren die rechtvaardigden dat het college met meer terugwerkende kracht een uitkering had moeten toekennen. De uitspraak benadrukt de strikte voorwaarden waaronder bijstandsverlening kan plaatsvinden, vooral in het licht van verblijf in het buitenland en de geldende wetgeving.