In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 13 november 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. Appellante ontving sinds 8 januari 2010 bijstand op grond van de Participatiewet (PW). Naar aanleiding van meldingen over haar verblijf in Turkije en het ontvangen van een Turks pensioen, heeft het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam een onderzoek ingesteld. Appellante heeft niet tijdig de gevraagde gegevens over haar pensioen en verblijf in het buitenland overgelegd, wat leidde tot de intrekking van haar bijstandsverlening per 1 maart 2015 en de terugvordering van eerder verstrekte bijstand over verschillende periodes. Daarnaast is haar een boete opgelegd wegens schending van de inlichtingenverplichting.
De Raad heeft vastgesteld dat appellante niet alle gevraagde gegevens binnen de gestelde termijn heeft verstrekt en dat haar hiervan een verwijt kan worden gemaakt. De intrekking van de bijstand en de terugvordering zijn derhalve terecht. Wat betreft de boete, heeft de Raad geoordeeld dat het college de hoogte van de boete niet heeft gehandhaafd en dat deze verlaagd moet worden naar € 1.790,-. De Raad heeft de eerdere uitspraak van de rechtbank vernietigd en het beroep gegrond verklaard, waarbij de boete is herzien en de kosten van appellante zijn vergoed.
De uitspraak benadrukt de verplichtingen van bijstandsontvangers om tijdig en volledig informatie te verstrekken aan de gemeente, en de gevolgen van het niet voldoen aan deze verplichtingen.