Uitspraak
OVERWEGINGEN
Kamerstukken II, 1986-1987, 19778, nr. 3, blz. 4).
Kamerstukken II, 1986-1987, 19778, nr. 3, blz. 16) wordt allereerst opgemerkt dat de uitsluiting van degenen, die anders dan vanwege vakantie buiten Nederland verblijven, overeenkomt met de andere werkloosheidsregelingen. Voorts wordt ten aanzien van de vraag wat onder tijdelijk verblijf moet worden verstaan gewezen op de mogelijkheid om ingevolge artikel 14, tweede lid, van de Ioaz hieromtrent nadere regels te stellen. Evenals bij de Ioaw is van de mogelijkheid nadere regels te stellen ten aanzien van het begrip tijdelijk verblijf in de Ioaz geen gebruik gemaakt. In de uitvoeringspraktijk is voor de uitleg van het begrip tijdelijk verblijf destijds aansluiting gezocht bij het daaromtrent bepaalde in de Algemene Bijstandswet en de daarop gebaseerde Rijksgroepsregeling werkloze werknemers. In de in dat kader door de voormalige Afdeling geschillen van bestuur van de Raad van State gevormde jurisprudentie is de juistheid van deze interpretatie bevestigd (uitspraak van 24 juli 1992, ECLI:NL:RVS:1992:AI3475). Met ingang van 1 januari 1996 is, onder intrekking van de Ioaz, de Ioaz in werking getreden. Evenals bij de intrekking van de Ioaw en de invoering van de Ioaw, ontbreekt een delegatiebepaling zoals voordien opgenomen in artikel 14, tweede lid, van de IOAZ.
Kamerstukken II, 2002-2003, 28870, nr. 3, blz. 28), is de aangekondigde wetgeving niet tot stand gekomen en is de Ioaz onverkort van kracht gebleven. De invoering van de WWB heeft niet geleid tot inhoudelijke wijzigingen in de Ioaz. Ook heeft de wetgever geen aanleiding gezien om met toepassing van de in artikel 64, eerste lid, van de Ioaz gegeven bevoegdheid bij algemene maatregel van bestuur nadere regels te stellen. Ten aanzien van het per 1 januari 2004 ingevoerde artikel 13 van de WWB wordt in de Memorie van Toelichting opgemerkt dat als tijdelijk verblijf buiten Nederland wordt aangemerkt een normale vakantieperiode van in beginsel vier weken. Verblijft iemand langer buiten Nederland dan brengt het in artikel 11 neergelegde territorialiteitsbeginsel met zich mee dat geen recht bestaat op bijstand. (
Kamerstukken II, 2002-2003, 28870, nr. 3, blz. 44).