ECLI:NL:CRVB:2024:236
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Toekenning van toeslag op Ziektewetuitkering en de rechtmatigheid van leeftijdscriteria
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 1 februari 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over de toekenning van een toeslag op de Ziektewetuitkering van appellant. Appellant had verzocht om een toeslag met ingang van 13 november 2020, maar het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) weigerde dit, omdat appellant op die datum nog geen kind had en zijn partner niet voor of op 31 december 1971 was geboren, wat in strijd is met artikel 3 van de Toeslagenwet (TW). De Raad oordeelt dat het onderscheid op basis van leeftijd in artikel 3 van de TW objectief gerechtvaardigd is en dat er geen ruimte is om deze bepaling te toetsen aan het evenredigheidsbeginsel. De rechtbank had eerder het beroep van appellant ongegrond verklaard, en de Raad bevestigt deze uitspraak. Appellant had aangevoerd dat de leeftijdseis discrimineert en in strijd is met verschillende verdragsbepalingen, maar de Raad concludeert dat de wetgever een redelijke en objectieve grond heeft voor het gemaakte onderscheid. De Raad wijst erop dat de wetgever rekening heeft gehouden met de rolverdeling in de samenleving en dat de gekozen leeftijdsgrens niet kennelijk onredelijk is. De Raad bevestigt dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die een andere uitkomst rechtvaardigen, en dat de toepassing van artikel 3 van de TW niet in strijd is met het evenredigheidsbeginsel. Het hoger beroep van appellant wordt afgewezen, en de uitspraak van de rechtbank blijft in stand.