In deze uitspraak van de Centrale Raad van Beroep staat de vraag centraal of het CIZ bevoegd was om het zorgprofiel van betrokkene ambtshalve te herzien, terwijl zijn zorgbehoefte niet was gewijzigd. De Raad heeft in eerdere rechtspraak vastgesteld dat bij een ongewijzigde zorgbehoefte het initiatief voor wijziging van de indicatie bij de verzekerde ligt, ook als er nieuwe en mogelijk passender zorgprofielen beschikbaar zijn gekomen. De Raad bevestigt dat het CIZ op grond van artikel 3.2.4 van de Wlz niet de bevoegdheid heeft om het eerder afgegeven indicatiebesluit te herzien, aangezien de zorgbehoefte van betrokkene niet is gewijzigd. De rechtbank had het beroep van betrokkene tegen het besluit van het CIZ gegrond verklaard en het besluit vernietigd, wat de Raad in deze uitspraak bevestigt. Het CIZ wordt veroordeeld in de proceskosten van betrokkene tot een bedrag van € 1.750,- en er wordt een griffierecht van € 559,- opgelegd.