Op 19 oktober 2022 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in een hoger beroep tegen een beslissing van de rechtbank Midden-Nederland. De zaak betreft een indicatiebesluit van het CIZ, dat op 4 december 2014 aan appellante was verleend voor zorgzwaartepakket VV07. Dit indicatiebesluit werd op 18 oktober 2019 ingetrokken door het CIZ, dat stelde dat appellante niet langer op de geïndiceerde zorg was aangewezen. Appellante heeft hiertegen hoger beroep ingesteld, waarbij zij zich beriep op een rapport van een specialist ouderengeneeskunde dat haar zorgbehoefte bevestigde.
De Raad oordeelde dat het onderzoek dat door het CIZ was uitgevoerd, niet voldeed aan de vereisten voor zorgvuldigheid en motivatie. Het CIZ had onvoldoende aangetoond dat de zorgbehoefte van appellante was gewijzigd en dat het eerdere zorgprofiel niet meer passend was. De rechtbank had dit niet onderkend, waardoor de aangevallen uitspraak werd vernietigd. De Raad verklaarde het beroep gegrond en vernietigde het besluit van het CIZ, met de opdracht aan het CIZ om binnen zes weken een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen, rekening houdend met de uitspraak van de Raad. Tevens werd CIZ veroordeeld in de proceskosten van appellante, die op € 3.036,- werden begroot.