5.7.Dit betekent dat het hoger beroep slaagt voor zover dat gaat over het pgb-uurtarief. De aangevallen uitspraak wordt bevestigd. Bestreden besluit 3 wordt herroepen voor zover daarbij een lager uurtarief is gehanteerd dan het op de in 5.4.1 bedoelde wijze bepaalde uurtarief. Bestreden besluit 4 wordt herroepen voor zover het uurtarief van € 22,11 niet per een eerdere ingangsdatum is verstrekt. De Raad geeft het college de opdracht om een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van wat is overwogen in deze uitspraak. Om het geschil zo snel als mogelijk definitief te beslechten ziet de Raad aanleiding om toepassing te geven aan artikel 8:113, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht. De Raad bepaalt daarom dat tegen de door het college te nemen nieuwe beslissing slechts bij de Raad beroep kan worden ingesteld. Het verzoek om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn wordt toegewezen.
6. Appellant krijgt een vergoeding van zijn proceskosten in hoger beroep. De kosten van rechtsbijstand worden begroot op € 1.750,- in hoger beroep (1 punt voor het indienen van het hoger beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting). De reiskosten in hoger beroep, volgens het formulier proceskosten genoemde reiskosten van € 40,-, komen ook voor vergoeding in aanmerking. Het totaalbedrag van de te vergoeden proceskosten is € 1.790,-.
7. Ten aanzien van bestreden besluit 1 bestaat aanleiding om het college en de Staat te veroordelen in de proceskosten in verband met het verzoek om schadevergoeding vanwege overschrijding van de redelijke termijn. Deze kosten worden begroot op € 437,50 (1 punt voor het indienen van het verzoek, met een wegingsfactor van 0,5). Dit bedrag komt in gelijke delen ten laste van het college (€ 218,75) en de Staat (€ 218,75). Voor het verzoek ten aanzien van bestreden besluit 2 zal de Staat worden veroordeeld in de proceskosten, begroot op € 437,50 (1 punt voor het indienen van het verzoek, met een wegingsfactor van 0,5). Voor het toekennen van een afzonderlijk punt voor de behandeling van beide verzoeken ter zitting bestaat in dit geval geen aanleiding.
8. Appellant krijgt ook het in hoger beroep betaalde griffierecht terug.