Uitspraak
22.2349 WAO, 22/2350 WAO
OVERWEGINGEN
17 februari 2016 tot en met 4 maart 2020 terug te vorderen.
17 februari 2016 heeft beëindigd en de over de periode van 17 februari 2016 tot en met
4 maart 2020 onverschuldigd betaalde uitkering tot een bedrag van bruto € 78.892,80 heeft teruggevorderd en een bedrag van netto € 78.271,63 heeft ingevorderd.
zelfoverleggen van bankafschriften, kan niet worden gevolgd. Vooropgesteld wordt dat de rechtbank terecht heeft overwogen dat het Uwv bevoegd was om een onderzoek te starten naar de rechtmatigheid van het recht op een WAO-uitkering van appellant. Appellant heeft verder op geen enkele wijze onderbouwd waarom daarbij geen gebruik zou mogen worden gemaakt van het rapport van de inspecteur van de politie van
5 november 2019. Bij brief van 8 januari 2020 is appellant in dat licht uitgenodigd voor een gesprek op een kantoor van het Uwv, waarbij appellant is geïnformeerd over het doel van dit gesprek en onder meer is verzocht om bankafschriften vanaf 1 januari 2019 mee te brengen. Omdat appellant deze afschriften tijdens het gesprek met de inspecteurs van het Uwv op
16 januari 2020 vrijwillig heeft overgelegd, valt niet in te zien waarom sprake zou zijn van een ongeoorloofde inbreuk op zijn privéleven.