In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 23 november 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Brunssum, dat op 6 september 2022 een aanvullende uitkering aan appellante had toegekend. Appellante stelde dat het college in het bestreden besluit ten onrechte geen beslissing had genomen over de hoogte van de uitkering. De Raad oordeelde dat het afhankelijk stellen van een beslissing van nadere informatie van appellante getuigt van getrapte besluitvorming, wat in strijd is met de verplichting tot volledige heroverweging van artikel 7:11 van de Awb. De Raad verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit en droeg het college op om een nieuwe beslissing te nemen op het bezwaar van appellante, met inachtneming van deze uitspraak. De Raad oordeelde verder dat de einddatum van de aanvullende uitkering op 29 januari 2020 moet worden vastgesteld, omdat op dat moment geen psychiatrische stoornis meer kon worden vastgesteld. De Raad heeft ook geoordeeld dat het college een beslissing had moeten nemen over de restschade, wat niet was gebeurd. De uitspraak benadrukt de noodzaak van zorgvuldige besluitvorming en het belang van tijdige en gemotiveerde beslissingen in het bestuursrecht.